Dat doen we gewoon altijd zo

Wat doe jij voor je naar school komt? Hoe vieren jullie een verjaardag, welk feest is voor jou het leukste feest van het jaar? Hoe vieren jullie dat feest?
Doel : Kinderen spelen verschillende dagelijkse- en speciale gewoonten naspelen en ontdekken wat er overal hetzelfde gebeurt en wat er verschilt.
Lesvoorwaarde: Hoe zorg je voor spelplezier voor je spelers en voor jezelf? Wat vraagt de les van de kinderen? Kun je dit vragen
Lesorganisatie: Reserveer het speellokaal als het kan, anders maak je ruimte in je eigen leslokaal

Spelintroducties:     

Wat doe jij voor je naar school komt?
Enkele kinderen spelen hoe ze ’s morgens wakker worden, ontbijten naar school gaan. Bij wie gaat het thuis ook zo?.
@ wat doen jullie hetzelfde? @ wat anders ?
Spelen:           Hetzelfde?
Anderen laten zien wat ze na schooltijd doen of  na het eten.  Ieder speelt even mee en vertelt erna of het bij hen ook zo gebeurt of heel anders.
@ hoe zagen wij wat iemand bedoelde?
@ wat is het leukste van de dag? (hetzelfde of juist iets uitzonderlijks)
Enkele kinderen laten zien wat ze ieder weekend hetzelfde doen. Wie dit herkent, doet mee. Als jij alleen de bedoeling ziet, speel je mee om de situatie te verhelderen.
@ wat gebeurde er allemaal ieder weekend? @ ook wel eens in een weekend bij jou?

Spelsituaties: Zo doen wij het

Opstaan en ontbijten, naar school gaan,  woensdagmiddag, op bezoek bij ….;  verjaardag vieren, vakantie, thuis ziek zijn; warme maaltijd, tv kijken. Iedere dag speel je een andere gewoonte. De ene keer eerst vertellen en dan spelen, een andere keer andersom en steeds dezelfde vragen
@ wat doen jullie hetzelfde?  anders ? @ hoe zou het ook nog kunnen?
Spelafronding
Wat we altijd hetzelfde doen, noemen we een gewoonte, daaraan raak je gewend en dat is wel zo handig. Je hoeft dan niet steeds na te denken hoe het moet. Wat doen we allemaal hetzelfde op een dag? [eetgewoontes, douchen, elkaar begroeten, oppas spelregels, spelen].
Vervolgmogelijkheid
Op speciale dagen hebben we speciale gewoonten, soms noemen we die  rituelen. Welke speciale dagen hebben we? Film fragmenten uit Het paard van sinterklaas, lenen zich uitstekend om ook kleuters misverstanden te laten begrijpen rondom vertrouwde rituelen.

Spelen vroeger en nu              

Een of meerdere gasten vertellen over hoe hij/zij vroeger speelden. Als alternatief voor gasten kan er ook een verhaal van Ot en Sien verteld worden.
Doel: Kinderen spelen spelletjes zoals ze vroeger gespeeld werden. Ten slotte spelen ze de  eigen oma, opa of bekende bejaarde na.
Lesvoorwaarde:  Hoe zorg je voor spelplezier voor je spelers en voor jezelf? Wat vraagt de les van de kinderen? Kun je dit vragen
Lesorganisatie: Nodig een bejaarde uit om te vertellen over hoe hij/zij vroeger speelde.  Als een gast lastig te organiseren is, kies dan een verhaal van Ot en Sien. Geef deze les in twee delen (spelintroductie en spelen = deel 1) met een week ertussen. Lees de les eerst helemaal door en maak een keuze voor hoe je de informatie over het meegebrachte speelgoed wilt laten inbrengen.  Reserveer het speellokaal voor het daadwerkelijk spelen, gebruik het eigen leslokaal als tentoonstellingsruimte.

Spelintroductie:

In een kring zittend, luistert ieder.  De gast vertelt en demonstreert hoe zij vroeger speelde. De kinderen spelen met mee in de kring. Daarna spelen de kinderen en laten zien hoe dit gaat. Vervolgens vertelt de gast over een ander spel, enzovoort. Als je een verhaal van Ot en Sien voorleest, laat je de kinderen fragmenten uit het verhaal naspelen. Laat ze ook vertellen en tonen hoe zij zelf spelen.
 Spelen:
De dag erna oefen je met de kinderen hoe de gast liep, ging zitten, praatte, speelde, een kopje koffie drinkt. Bespreek waarin dat anders is dan dat zij bewegen en waardoor dat komt. Laat hen langzamer, voorzichtiger lopen, zorgvuldig gaan zitten en anders praten in de mate dat zij dit beseffen. Vraag hen tenslotte de komende keren dat ze hun opa of oma ontmoeten extra op te letteen. Doen zij dit ook zo of zijn ze jonger?

Speelgoedtentoonstelling: hoe kinderen van vroeger speelden

De kinderen vragen hun ouders, opa’s en oma’s en misschien nog oudere mensen naar speelgoed en maken er een tentoonstelling mee. Kies of je de kinderen hierover laat vertellen aan de (groot)ouders of geef een brief mee. Als er bejaarden zijn die kunnen komen uitleggen is dat het mooist natuurlijk. Misschien is een half woord van de kleuter genoeg om via internet zelf de nodige informatie te vinden, die de kleuter zelf onduidelijk overbrengt. Misschien kun je ouderen vragen het op te schrijven of bij het naar school brengen van het kind, het spel even toe te lichten. Maak verschillende tafels: speelgoed waar je binnen mee speelt, speelgoed waar je buiten mee speelt en dingen waar je mee speelt die geen speelgoed zijn. Als de kinderen ook spullen van nu willen meenemen, komt dat op weer andere tafels.

Spelsituatie: waarmee spelen wij?

Stuur een paar kinderen de klas uit. Eén kind mag een voorwerp aanwijzen en erover vertellen hoe ermee gespeeld wordt // jij leest voor uit Ot en Sien of herhaalt wat opa/oma vertelde. De kinderen komen binnen en kijken. Alle kinderen spelen kort het spel zonder het voorwerp. De kijkers wijzen het voorwerp aan waarmee zij denken dat ze speelden. Begin eenvoudig (hinkelen zonder steentje, ballen zonder bal) zodat het aantal vermindert waaruit ze kiezen. Door beperkte keus raden ze eerder goed. Als het niet duidelijk wordt, herspelen de kinderen met het voorwerp.
@ waaraan zag je dat er met dit voorwerp gespeeld werd? @ welke spelen, spelen jullie ook? @ wat is er nu anders dan vroeger?
Speel dit spel meerdere keren in de loop van de week, zodat alle voorwerpen een keer aan bod komen.

Spelafronding

Nadat de kinderen enkele dagen/weken met het speelgoed hebben gespeeld, komt er een rondleiding door hen. De (groot)ouders die hen ophalen mogen nu binnenkomen. Enkele grotere kinderen vertellen trots over hun speelgoedtentoonstelling. Vervolgens mag ieder kind aan de eigen (groot)ouder uitleg geven. Tot slot spelen (groot)ouders en kinderen in subgroepen enkele tafelspelen naar keuze.
De tentoonstelling kan ook interessant zijn voor de andere groepen van de school. Als deze ook op bezoek mogen komen, kunnen meerdere kinderen over de tentoonstelling vertellen. Bovendien kunnen die kinderen vertellen over hoe zij nu spelen en dat is weer anders waarschijnlijk dan de kleuters.

Laatste spelsituatie

De dag erna (voordat het opgeruimd wordt), mogen de kinderen zelf als oma of opa nog eens door de tentoonstelling van het speelgoedmuseum lopen. Eventueel neem je zelf de rol van museumdirecteur die de bejaarden welkom heet. In het vuur van het spel zul je verbaasd staan hoe goed sommige kinderen hun eigen opa of oma kunnen imiteren. Je kunt de kinderen met de ‘bus’ er naar toe laten gaan om in de rol van hun oma/opa te komen.

De toneelhoek

Introductie van de toneelhoek door Dieuwe de decorbouwer en een kind die met je meespeelt als je collega Dirk.
Doel: Door een klassikale introductie doen de kinderen ideeën op hoe ze in de toneelhoek kunnen spelen.
Lesvoorwaarde: Hoe zorg je voor spelplezier voor je spelers en voor jezelf? Wat vraagt de les van de kinderen? Kun je dit vragen
Lesorganisatie:  Verzamel spullen om een decor mee te bouwen, een kapstok, kledingstukken en enkele attributen. Zet alle spullen kris- kras op de plek waar de toneelhoek komt. Kies een plek waar het decor een tijdje kan blijven staan en waar kinderen zelfstandig in kunnen spelen. Dit kan in een hoek in de klas zijn of buiten de klas. Zet een bankje voor het decor voor het publiek.

Spelintroductie

Introduceer de toneelhoek door zelf te spelen als Dieuwe de decorbouwer. Gebruik een kledingstuk als een pet, overal of stofjas om aan te geven dat je in rol bent. Een kind speelt mee en heeft ook een kledingstuk aan: hij of zij speelt je collega Dirk.  Jullie komen een dagje  invallen omdat de echte decorbouwer ziek is. Ga op zoek naar een bouwtekening: hoe moet alles staan?. Die kun je niet vinden. Je belt de zieke decorbouwer, maar de telefoon wordt niet opgenomen. Kijk op je horloge, je schrikt de toneelspelers zullen zo wel komen en dan moet het decor klaar staan. Tja, dan bedenken je het samen met Dirk: wat kan het zijn en waar moet het staan? Ook de kinderen denken mee en helpen Dirk het decor te bouwen.

Spelen

Het decor is klaar, jullie gaan lunchen. Verbaasd merk je dat de toneelspelers niet arriveren. Je gaat kijken of ze in de kleedkamer of op de w.c. zitten. Geen toneelspelers! Dat kan toch niet! Wil het publiek helpen? Als Dieuwe en vraag je hen een toneelstuk te verzinnen.
Je stapt uit je rol en overlegt met de kinderen wat Dieuwe en Dirk in dit decor kunnen spelen. Verzamel zo veel mogelijk ideeën. Vraag hierop door: Wie zou er nog meer kunnen zijn? Wat zou die hier komen doen? Wat voor spannends zou er kunnen gebeuren? Van wie zou deze hoed kunnen zijn? Hoe loopt zo iemand? Wat is er met hem of haar aan de hand? Etc. Laat zo nu en dan een kind demonstreren wat het bedoelt.

Spelsituatie

Als er voldoende ideeën zijn, kies je een kind voor de rol van Dirk. Zelf word je weer Dieuwe. De kinderen spelen enkele ideeën die net genoemd zijn uit. Als spelende kan het spel een andere wending krijgen. Spreek voor je begint, kort af wie welke rol speelt, wat ze gaan spelen, welke voorwerpen en kleding ze kunnen gebruiken. Speel als Dieuwe samen een stukje met hen en zeg dan dat jij geen speler bent. Zij kunnen het zelf veel beter. Laat hen spelen zolang het interessant is. Soms maak je als Dieuwe het spannender of duidelijker. Bijvoorbeeld door bang te worden, tijdnood te laten meespelen of iets niet te begrijpen. Na elk verhaal vraag je de spelers op het podium. Ze buigen om het applaus in ontvangst te nemen.

Spelafronding

Niet iedereen heeft in het decor gespeeld, maar de toneelhoek blijft en alle kinderen mogen om de beurt erin spelen. Leg uit dat steeds twee kinderen spelen en de rest van het groepje op de bank zit als publiek. Vraag hen ideeën die ze zelf nog willen spelen in deze toneelhoek. Zolang als er toneelhoeken zijn geldt de regel: als het spel klaar is, buigen de toneelspelers en klapt het publiek. De toneelspelers wisselen met het publiek en 2 anderen mogen toneelspelen.
Variatie:  Geef de toneelhoek regelmatig een nieuwe impuls door het decor te veranderen. Dit kan op basis van een klassikaal thema, verhaal, of omgeving waar je zelf ideeën bij hebt. Zorg voor een helder decor met enkele vreemde elementen die er niet thuishoren. Dit zet  aan tot denken over wat er gebeurd kan zijn.  Geef een anders ingerichte toneelhoek een klassikale introductie waarbij je samen spelideeën verzamelt.

Het prentenboek

Korte introductie van een prentenboek aan de hand van een belangrijke prent. Samen met de kinderen verzin je een rolbiografie en gaat ieder spelen.
Doel:  De kinderen beelden in een tableau personages uit en laten vanuit die houding de personages tot leven komen in vervolgscènes op het prentenboek.
Lesvoorwaarde: Hoe zorg je voor spelplezier voor je spelers en voor jezelf? Wat vraagt de les van de kinderen? Kun je dit vragen ?
Lesorganisatie: kies een prentenboek naar keuze, lees het boek voor deze les en kies enkele prenten uit, waarmee je de kinderen wilt laten werken. Voor digitale prentenboeken zie: www.prentenboeken.yurls.net

Spelintroductie:

Lees het begin voor en laat een prent zien . Verzin met de kinderen een rolbiografie. Stel vragen als: hoe oud? Naam? Wat doet zij graag? Wat vindt zij lekker/niet lekker? Staat er iets op haar verlanglijstje? Waar is zij bang voor – kan zij boos van worden? Als zij s morgens wakker wordt wat is dan is het eerste wat zij doet? Vindt ze iets moeilijk? Wat wil zij kunnen?
Spelen:
Alle kinderen gaan staan als dat figuur. Je legt het boek weg en klapt in je handen. Alle beelden komen even tot leven. Ze beelden uit wat dit figuur aan het doen is en bevriezen weer op je klap Dit doe  je met enkele prenten, het figuur komt meer en meer tot leven. Als je één figuur kiest die ze in verschillende momenten [bladzijden] uitbeelden, leven ze zich het beste in. Je kunt ook voor verschillende rollen kiezen.

Spelsituatie:

Vraag zoveel kinderen voor de groep als er belangrijke personages in het verhaal voorkomen. Laat ieder een houding kiezen uit de eerdere situaties. Samen met deze kinderen roep je het prentenboek tot leven en misschien zijn er momenten dat ieder mee mag spelen als vrienden/buren/dieren van de hoofdrollen. Vervolgens vertel je de klas dat je nu samen een vervolgverhaal gaat verzinnen op het prentenboek. Als de kinderen goed gekeken hebben naar de afbeeldingen en het eerder gespeelde mee hebben beleefd, kunnen ze in lijn met het verhaal een vervolg eraan geven. Je vraagt hen wat er op de volgende bladzijde zou kunnen zijn getekend. Bedenk samen met hen een eerste beeld, vervolgens een tweede en een derde beeld. Dan vertel jij het verhaal dat de klas verzonnen heeft en de kinderen mogen dit uitspelen terwijl jij vertelt.

Vervolgverhalen

Op deze manier kunnen ze meerdere vervolgverhalen verzinnen en spelen. Geef daartoe zelf steeds een duidelijke aanleiding: andere omgeving (binnen/buiten/seizoen), tijdstip (s nachts, s morgens vroeg), waardoor ze niet in herhaling kunnen vallen. Keer wel steeds terug naar de originele afbeeldingen om te bespreken of de figuren dit echt kunnen meemaken. Laat hen vervolgens het verzonnen verhaal spelen, dat jij weer vertelt.
Varianten:
Een volgend keer kijk je niet meer naar de personages uit het prentenboek, die zijn immers inmiddels bekend. Je vraagt hen extra te kijken naar de omgeving waar die personages zijn. Als ze nu beter kijken, ontdekken ze dan nog iets meer? Welke details hadden ze eerder niet gezien? Hoe is het weer op de verschillende prenten? Welke dieren lopen er ook nog rond? Wat wil de tekenaar hen ook nog vertellen, welke verhalen zitten daar achter?

Spelafronding:

Kies uit
Het prentenboek voorlezen als de kinderen dit willen.
Hen de gespeelde verhalen laten tekenen en daarmee het prentenboek aanvullen.
Hen vragen met elkaar te verzinnen hoe de figuur waar ze in deze les over gespeeld hebben, de dag besluit. Enkele kinderen spelen dit vervolgens uit.

Ubbergen, update winter 2021