De paraplu

Naar Ingrid en Dieter Schubert. Lemniscaat 2010. Een hondje vindt een paraplu en wordt door de paraplu meegenomen op de wind. Hij gaat met de paraplu op reis en vertelt bij terugkeer wat hij allemaal zag.
Focus: Een hondje vindt een paraplu en wordt door de paraplu meegenomen op de wind. Hij gaat met de paraplu op reis en kan er veel over vertellen bij terugkeer.
Doel: Via gerichte vragen vertellen kinderen hun eigen ervaringen. (Vraag je naar mysterieuze zaken dan krijg je verwondering).
Lesvoorwaarde: Hoe zorg je voor spelplezier voor je spelers en voor jezelf? Pas onderstaande lessuggestie hierop aan. Wat vraagt de les van de kinderen? Kun je dit van het vragen?
Spelorganisatie:  Reserveer het speellokaal of maak ruimte in je eigen leslokaal. Als de kinderen inventief associëren en spelen, kun je de les over twee of meer lestijden verspreiden.

Verhaalintroductie

De kinderen benoemen van elke plaat uit het prentenboek wat ze zien. Daarna beantwoorden ze vragen als: Waar is het hondje? Wat voelt het hondje, denkt het hondje? Wat wil het hondje doen? Hoe komt het hondje van de ene in de andere situatie? Wie zijn de andere figuren op de plaat ?Je kan elke bladzijde afsluiten met enkele spel instructies, zoals:
Lopen op wolken.
Kinderen kijken naar beneden. Loop zelf ook wolkig. Jij vraagt wat ze op aarde zien: Het hondje is tussen de krokodillen gevallen, gered door de olifant. Als krokodillen schuiven ze over de grond. Ze hebben honger en brullen: ik lust wel een boutje van jou.  De kinderen snellen als olifanten erheen. Met lange tanden [armen] vissen ze het hondje eruit. Ze aaien hem en vertellen waar hij terecht gekomen is en dat ze hem het oerwoud uit brengen.

 Er ontstaan verhalen

 Welkom op de zeebodem.

Als een school visjes zwemmen ze en duiken op jouw commando naar de bodem, springen boven het water uit, duiken opnieuw naar links, naar rechts, achteruit.

Op de wind van de orkaan

Ieder houdt een denkbeeldige paraplu vast en loopt tegen een loodzware wind, holt met de wind mee, probeert pal te blijven staan. Als ze pal stilstaan willen sommigen de wind wat vragen, anderen mopperen erop, volgenden vertellen de wind een geheim. Jij loopt rond en tikt die kinderen aan die iets willen zeggen.

De wind blaast door de nacht

Spelen alsof je niet kunt zien en niet weet waar je bent, net als de kleine hond met de paraplu. In een grote kring lopen de kinderen langzaam een cirkel met hun ogen dicht.

 Thuis

Ze spelen de kleine hond die weer thuis landt in tweetallen. De een is het hondje, de andere het baasje.  Van alles hebben ze elkaar te vertellen en te vragen. Jij loopt rond en luistert naar de verhalen. Soms vraag je even te luisteren naar een duo in gesprek. Vervolgens vertelt ieder weer zelf van de avonturen of de zorgen om het hondje.

Spelafronding.
@ Durf jij een paraplu beet te pakken als het hard waait?
@ Wie gaat er wel eens alleen ergens heen?
@ Wat zou jij doen als de wind je optilt?
Met veel prentenboeken zijn gelijksoortige taal stimulerend spelen te bedenken. Bijvoorbeeld: De prinses met de lange haren van Annemarie van Haeringen. Uitgeverij Leopold. Gouden Penseel in 2000. Heruitgave. Merlinde de kleine heks van Danielle Drechser. Uitgeverij Christofoor. 2010.

Soms                                                                          

Kort introduceer je de vier emoties en vraagt de kinderen wanneer zij zelf bang, blij, verdrietig of boos zijn.
Doel: Kinderen laten zien wat zij doen als ze bang, blij, verdrietig of boos zijn, en proberen er woorden voor te vinden.
Lesvoorwaarde: Hoe zorg je voor spelplezier voor je spelers en voor jezelf? Pas onderstaande lessuggestie hierop aan. Wat vraagt de les van de kinderen? Kun je dit vragen
Spelorganisatie:  Reserveer het speellokaal of maak ruimte in je eigen leslokaal. Je kunt de les het best over twee of meer lestijden verspreiden. De kinderen maken na de introductie, ieder een stokpoppetje van een gourmetplankje of houten pollepel.

Spelintroductie: Jantje huilt, Jantje lacht, Grietje schreeuwt, Grietje is muisstil

Je speelt de vier emoties en vraagt of zij ze herkennen. Wanneer zijn ze bang, blij, verdrietig of boos?
Spelen: Hoe doe jij dan?
Je vraagt wat zij doen als ze bang, blij, verdrietig of boos zijn. Allerlei handelingen worden duidelijk gedaan. Iedere emotie wordt groter totdat ieder krokodillentranen huilt, schaterlacht, piepklein wegkruipt, stampvoetend rondstapt of variaties ervan. Om vloeken te voorkomen leer je hen met rododendron (of iets dergelijks)  te laten horen hoe boos je bent.
Spelvoorbereiding
Ieder maakt een eigen pop die straks vertellen kan over bang, blij, verdrietig of boos.
Spelen
Met ieder een stokpop gezeten achter hun stoeltje, laten ze de pop verschijnen boven de rugleuning, tussen rugleuning en zitvlak, klimmen via de stoelpoot naar het zitvlak. Jij speelt mee en laat zien hoe het kan. Daag hen uit tot eigen vondsten.

Spelsituatie

De stoeltjes zet je twee aan twee met de zitvlakken tegen elkaar. Ieder duo vertelt via hun stokpop elkaar wanneer ze een blij, bang, boos, verdrietig waren. Jij ontdekt wie er ter afronding van een emotieronde aan iedereen wil vertellen.

Je stokpop vraagt hen
– waar/wanneer ze ooit bang waren of iemand bang maakte.
– wat zij het liefste doen als ze heel blij zijn
– waardoor ze een keer heel boos werden en wat zij toen deden.
– wanneer ze heel verdrietig waren en wat er toen gebeurd was.
Blijf je richten tot de stokpoppen, dat verlaagt de spreekdrempel. Laat de stokpoppen al bewegend uitleg geven en woorden aanvullen. Moedig hen aan het anders zelf als poppenspeler even te laten zien, zodat je samen naar woorden kunt zoeken
Spelafronding:
De stokpoppen stellen vragen aan jouw stokpop. Beperk het eigen praten en nodig hen steeds weer uit tot praten.

Ubbergen, update winter 2021