Vijf suggesties om verbeelding te stimuleren en kinderen te verleiden tot het uitspelen ervan.

Levend memory

Verdeel de kinderen in vier groepen die samen spelen.
Doel:  Herkenbaar stilstaan in een houding passend bij een beroep, sport of dier.
Lesvoorwaarde:
Hoe zorg je voor spelplezier?  Pas onderstaande lessuggestie hierop aan.
Wat vraagt de les van de kinderen? Kun je dit van het vragen?

Lesorganisatie

Verzamel afbeeldingen van sporten, beroepen of dieren en maak hiermee een groot formaat memoryspel. Zodat je met de hele klas tegelijkertijd speelt. Je kunt kiezen voor afbeeldingen in een actueel thema, bijvoorbeeld Sinterklaas. Zorg voor speelbare afbeeldingen  voor  solospel. Bijvoorbeeld: timmerman, brandweerman, tennisser, skiër, Sinterklaas.  Het totaal aantal is gelijk aan de helft van het aantal kinderen.  Bij memory komt elke afbeelding in tweevoud voor, in totaal 6 verschillende afbeeldingen voor 24 kinderen. Maak voor groepen van minder dan 16  een totaal gelijk aan het aantal kinderen.
Tip:  een bestaand memoryspel kan ook  als de afbeeldingen speelbaar zijn. Vergroot de kaartjes met een kopieermachine, zodat ze voor alle kinderen goed zichtbaar zijn.
Deel de kinderen op in vier groepen en speel met elkaar het memoryspel. Welke groep weet de meeste kaartjes te bemachtigen?

Spelen

Vraag om beurten aan de groepen welke afbeeldingen ze hebben veroverd. De kinderen mogen dit laten zien, door per afbeelding het beroep, de sport of het dier in een stilstaande houding uit te beelden. Kunnen de andere kinderen raden welke afbeelding er uitgebeeld wordt? Waaraan kunnen zij dit zien? Nodig vervolgens de overige kinderen uit om dezelfde afbeelding uit te beelden. Vestig de aandacht op enkele kinderen met een treffende uitbeelding, door heel concreet te benoemen waardoor dit komt. Andere kinderen zullen hierdoor gestimuleerd worden om hun houding aan te scherpen. Bijvoorbeeld: Thomas lijkt wel een echte timmerman! Zien jullie hoe precies hij die spijker vasthoudt?

Spelsituatie

Complimenteer de kinderen  en zeg dat je nu de kaartjes weg laat. Jullie gaan levend memory spelen! Verdeel de kaarten over de kinderen, zodat de afbeeldingen verborgen blijven voor degenen die niet spelen. Ieder keert de kaart om en houdt de hand erop. De spelende kinderen verdeel je in twee. Ze spelen tegen elkaar het levend memory. Om beurten noemt  een kind uit één groep twee kinderen, waarop deze kort de houding uitbeelden passend  hun afbeelding. Stimuleer tot heldere houdingen en dat ze bij herhaling ook exact dezelfde houding aannemen! Als de tegenpartij twee namen noemen die dezelfde houdingen hebben, voegt dit tweetal zich bij de groep van de tegenpartij. De groep met de meeste kinderen heeft gewonnen.  Speel het levende memory  twee keer, zodat alle kinderen een keer uitbeelden.
Spelafronding: Bespreek het levend memory kort na. Welke houdingen waren gemakkelijk te onthouden? Waardoor kwam dit?

Wie speel jij?

De kinderen gaan een raadspel spelen vanuit vooraf uitgekozen rollen die getekend zijn op een bord of op een groot papier.
Doel : Kinderen beelden verschillende rollen uit, zodat ze herkenbaar zijn voor de ander
Lesvoorwaarden:  Hoe zorg je voor spelplezier voor de kinderen en voor jezelf? Pas onderstaande lessuggestie hierop aan. Wat vraagt de les van de kinderen? Kun je dit van het vragen?

Lesorganisatie

Kies voorafgaand aan de les vier rollen die de kinderen gaan uitbeelden. Bijvoorbeeld: een clown, lakei, koning(in), heks. Maak of zoek van elke rol een eenvoudige, kleine tekening op internet of elders. Vermenigvuldig de tekeningen, zodat er voor elk kind een tekening is en de rollen evenredig verdeeld zijn over de kinderen. Stop alle tekeningen in een hoge hoed, een pan of iets dergelijks. Zorg daarnaast voor een schoolbord of een stift en vier grote vellen papier. Voor de spelsituatie zet je samen met de kinderen de stoeltjes in een kring. Als je alle onderdelen van deze les uitvoert, is het raadzaam om de les in twee delen te geven; de les duurt langer dan de spanningsboog van jonge kinderen doorgaans aankan. Je kunt er ook voor kiezen om de spelintroductie in te korten en de spelsituatie weg te laten.

Spelintroductie

Vertel de kinderen dat zij een raadspel gaan spelen. Teken één van de vooraf uitgekozen rollen op bord of een groot papier. Kinderen raden welke rol zichtbaar wordt. Zodra ze denken te weten welke rol jij aan het tekenen bent, beelden ze deze in een stilstaande houding uit. Zo wordt direct zichtbaar of de kinderen het goed hebben geraden. Ga door met het spel tot alle rollen getekend zijn.

Spelen

De kinderen komen in de laatst getekende rol in beweging.  Begeleid de kinderen door te vragen naar de lichaamshouding van de rol en op welke manier de rol beweegt. Bijvoorbeeld: Heeft een koning een rechte of een kromme rug? Wat doet hij met zijn handen? Loopt een koning snel of langzaam? Hoe gaat hij op zijn troon zitten? Bedenk enkele eenvoudige handelingen passend bij de rol (of laat de kinderen dit bedenken) en laat hen deze in rol uitvoeren.  Zwaai maar als een koning naar je landgenoten.
Vraag na afloop enkelen de rol uit te beelden voor de groep. Bespreek  of en waaraan de rol duidelijk te herkennen was. Doe daarna dezelfde oefening met de andere drie rollen.

Nog een keer spelen

Haal de hoge hoed met de tekeningen tevoorschijn en laat elk kind een tekening uit de hoed trekken. Wel zodanig dat anderen de afgebeelde rol niet zien. Zodra ieder  zelf duidelijk is welke rol ieder heeft, leggen ze de tekening weg. Ieder beeldt op jouw teken de eigen rol uit. Al spelende proberen ze dezelfde rol op te sporen. Hiervoor moeten ze dus constant en heel duidelijk hun rol uitbeelden! Als alle kinderen bij het groepje met dezelfde rol zijn aangesloten, is het spel klaar.
Variatie. Het spel is overzichtelijker als je deze oefening twee keer uitvoert met een halve groep. Of  ervoor kiest om één kind zijn/haar rol uit te laten beelden. Kinderen met dezelfde rol sluiten aan, zodra ze de rol herkennen. Dit spel herhaal je tot alle rollen aan bod zijn geweest.

Spelsituatie

Neem zelf de rol aan van hofmeester en nodig iedereen uit om plaats te nemen in de koningszaal. Vraag de lakeien om ieder een drankje te geven. Laat vervolgens de clowns optreden en vraag de heksen om een heerlijke maaltijd te verzorgen. Samen etend bezweren de heksen de koningen, zodat zij niet meer kunnen bewegen. Gelukkig duikelen de clowns zolang rondom hen dat ze weer tot leven komen.
Spelafronding
Bespreek met de kinderen welke rollen heel duidelijk te herkennen waren en welke houding of handelingen hiervoor zorgden.

In de wolken 

Kinderen kijken naar wolken en associëren. Welke beelden zien ze ‘in’ de wolken?
Doel: Ze verzinnen  en spelen samen een verhaal  aan de hand van wolkenassociaties.
Lesvoorwaarde: Hoe zorg je voor spelplezier voor de kinderen en voor jezelf? Pas onderstaande lessuggestie hierop aan. Wat vraagt de les van de kinderen? Kun je dit van het vragen?
Lesorganisatie:
Geef de les op een half bewolkte dag in een ruimte waar de wolken goed zichtbaar zijn, of buiten als dat mogelijk is.
Tip: je kunt deze les ook tijdens het buiten spelen uitvoeren, met een klein aantal kinderen.

Spelintroductie

Kijk met elkaar naar de wolken. Nodig de kinderen uit om er associaties bij te maken, door zelf een eerste aanzet te geven. Welke figuren en beelden zien de kinderen ‘in’ de wolken? Misschien zijn er kinderen die verschillende ideeën hebben bij één wolk? Onthaal elk idee met een positief geluid. Kinderen zullen zich hierdoor veilig voelen om vrijuit te associëren.
Spelen
Bouw één associatie uit tot een kort verhaal. Doe dit door vragen te stellen aan de kinderen. Om het verhaal in de spelsituatie uit te kunnen spelen, is het belangrijk dat je vragen uitnodigen tot acties (Wat doet…?) en tekst (Wat zegt…?). Af en toe kun je ook zelf een klein deel van het verhaal vertellen, om het richting te geven, of om een overgang te maken naar een volgend deel van het verhaal.

Een fictief gesprekje

Kind             Die wolk lijkt op een reus!
Jij                 Ah, nu zie ik het ook. Wat zal die reus aan het doen zijn?
Kind             Hij is aan het zwemmen.
Jij                Oké, waar zwemt hij heen?
Kind            Hij zwemt heel ver.
Kind            Naar Amerika!
Jij                Zo, dat is zeker ver. Wat gaat hij daar in Amerika doen?
Kind            Soep kopen.
Jij                O natuurlijk, want in Amerika hebben ze heel lekkere soep.
Kind            Kippensoep.
Jij                Inderdaad. En daar heeft de reus zin in! Want van het zwemmen heeft hij  reuze honger gekregen. Als hij hongerig en moe de wal op klautert, ziet hij  de soepverkoper al staan. In twee grote passen is de reus bij het  soepstalletje. Wat zegt de reus tegen de soepverkoper?
Kind           Honger!
Jij               De verkoper zegt…
Kind           Ik heb lekkere kippensoep.
Jij               En de reus zegt…
Kind           Ik wil soep.
Jij               Hoeveel soep wil de reus?

Tien Pannen

Kind           Tien pannen!
Jij                Zo, dat is veel! Wat gaat de soepverkoper nu doen?
Kind           Soep maken.
Jij               Juist. Wat gaat hij eerst doen?
Kind           Wortels hakken.
Jij               En daarna?
Kind           Uitjes snijden.
Kind           Roeren.
Kind           Kip erbij.
Jij               De reus kan bijna niet wachten. Maar dan is de soep eindelijk klaar. Hij kan gaan eten. Wie weet hoe een reus zijn soep opeet?
Kind           Alle tien pannen achter elkaar!
Jij                Zo, wat doet de reus dat snel! En dan, als hij alles op heeft, wat gaat hij dan doen?
Kind            Slapen.
Jij                Inderdaad. Wat zal die reus lekker slapen!

Spelsituatie

Haal verschillende acties terug, zoals: zwemmen, soep maken (wortels hakken, uitjes snijden, roeren, kip erbij doen), soep opeten, slapen. Vraag bij elke actie een kind dit uit te beelden en daarna alle kinderen. Dit spel begeleid  je door de handelingen te verwoorden: Leg de wortels op je snijplank. Pak je mes en hak de wortels in kleine stukjes. Doe je voorzichtig met je vingers? Schuif de stukjes wortel voorzichtig met je mes in de soeppan.  Haal ook de delen met gesproken tekst uit het verhaal terug. Nodig een aantal kinderen uit om dit voor de groep uit te spelen
Reus                     Honger!
Soepverkoper     Ik heb lekkere kippensoep
Reus                     Ik wil soep. Tien pannen!
Je kunt acties en teksten los van elkaar uitspelen, of ze aaneengesloten spelen.
Nabespreking
Wat was leuk om te verzinnen? Wat was leuk om te spelen? Welke zin klonk heel echt?

Tante Tessa

Met de kinderen ga je op bezoek bij tante Tessa. Een bezoekje aan haar is altijd een feest, omdat zij zo vol verhalen zit.
Doel:  Kinderen houden in samenspel met een ander hun aandacht op hun eigen rol en spelen één of enkele kenmerken daarvan kort uit in reactie op de ander.
Lesvoorwaarde Hoe zorg je voor spelplezier? Pas onderstaande lessuggestie hierop aan.  Wat vraagt de les van de kinderen? Kun je dit van het vragen?
Lesorganisatie: Verzamel afbeeldingen met verschillende types, handelingen en situaties. Bijvoorbeeld: oma, brandweerman, verpleegster die een rolstoel voortduwt, kinderen in een speeltuin, voetbalwedstrijd. Gebruik ansichtkaarten, stripverhalen en kwartetspellen hiervoor. Bereid naar aanleiding van de afbeeldingen een paar korte verhalen voor, zoals beschreven in de speltraining.

Spelintroductie

Vertel de kinderen dat je ze graag mee wilt nemen naar je tante Tessa. Kies met hen hoe jullie gaan: auto, bus, boot, vliegtuig, etc. Verbeeld  het voertuig, eventueel met behulp van  materiaal uit klas of speelzaal. De reis kan beginnen: instappen, gordels om, starten, wegrijden, bochten om, remmen, omkeren. Totdat jullie bij tante Tessa aankomen .
Spelen
Stap in rol van tante Tessa en verwelkom de kinderen met limonade en koekjes. De ansichtkaarten staan als fotootjes in haar kamer.  Vraag de kinderen of ze zin hebben in een verhaal. Verzin vervolgens een kort verhaal, naar aanleiding van één of twee afbeeldingen. Kies de afbeeldingen zelf, of laat een kind kiezen. Laat in je verhaal twee types een rol spelen en vertel wat kenmerken van deze types, zodat je de kinderen handvatten meegeeft.

Twee oma’s

Vanmorgen fietste ik langs de speeltuin en zag een oma zitten. Een andere heel oude oma  liep naar haar toe, langzaam met een kromme rug en een stok als steun. Ik dacht dat de oma’s samen op het bankje zouden gaan zitten. Nee hoor ze schuifelden naar de trampoline. Daar zetten ze hun tasjes neer, deden hun jassen uit en klommen op de trampoline. Ze gingen erop springen! Even leken ze helemaal niet oud. Toen ik later terugfietste , zag ik twee slapende oma’s op het bankje liggen.
Zodra in het verhaal de types naar voren komen, speel je deze tegelijkertijd in houding en bewegingen. Stimuleer de kinderen hetzelfde te doen. Vraag na het verhaal enkele kinderen de types nog eens te spelen. Wie loopt als de jonge en wie als de oude oma met  kromme rug en stok, naar die stoel?

Spelsituatie

Vraag de kinderen wie van hen  het hele verhaal met je kan naspelen. Kies één kind uit en speel zelf de andere rol.  Neem alle handelingen  stapsgewijs nog even door: Er  zat een jonge oma op een bankje,  een andere oudere oma liep langzaam naar haar toe. Langzaam schuifelden ze naar de trampoline. Ze zetten hun tasjes neer,  trokken hun jassen uit en gingen  trampoline springen. Daarna zijn ze terug gelopen naar het bankje en vielen ze in slaap.
Laat na jullie voorspel  in tweetallen ieder hetzelfde spel nog eens spelen. Daarna vertelt  tante Tessa een nieuw verhaal  en speelt de groep dit op dezelfde manier uit. Afhankelijk van de situatie spelen de kinderen direct in tweetallen  of spelen enkele tweetallen het spel voor de groep.
Spelafronding
Na een aantal verhalen van tante Tessa, is het tijd om terug naar school te reizen.

Een nieuw dorp

In de speelruimte staat een hut, van wie zal die hut zijn? Woont er een heksje, een indiaan? Misschien woont er wel een kabouter!
Doel: Kinderen bouwen hutten  in verschillende speelhoeken, spelen daarbinnen en spelen een vervolg van dat spel voor elkaar.
Lesvoorwaarde: Hoe zorg je voor spelplezier voor de kinderen en jezelf? Pas onderstaande lessuggestie hierop aan.  Wat vraagt de les van de kinderen? Kun je dit van het vragen?
Lesorganisatie: Bouw voorafgaand aan de les een half open hutje in de ruimte waar de les gaat plaatsvinden. Maak de hut van lappen en ander materiaal dat je in de speelzaal vindt, zoals banken, pionnen en touwtjes. Zorg daarnaast dat er voldoende materiaal klaarligt, zodat de kinderen in groepjes van vier een eigen hut kunnen bouwen.

Spelintroductie

Ga naar de speelruimte en vraag jezelf hardop af van wie die hut zal zijn. Fantaseer met  hen over de mogelijke bewoner. Is het een heksje? Of een indiaan? Een kabouter? Zoom in op één type  en fantaseer over haar/zijn activiteiten. Heksen  vangen kikkers, brouwen soep, toverspreuken , vliegen op hun bezemsteel. Indianen  jagen, slachten het wild, maken  vuur,  naaien dierenhuiden.
Vraag de kinderen wie er wil aankloppen, om te kijken of er iemand thuis is. Kies er één of twee uit en loop zelf de hut in als heks/indiaan/… Als iemand aanklopt, kom je in rol er weer uit en vraag je de groep of zij misschien ook heksen/indianen/… zijn., vertel hen dat je op hen wacht, omdat zij hier komen wonen. Verlaat na een kort gesprek je hut om op de uitkijk te gaan staan en vraag hen alvast een hut te bouwen.

Spelorganisatie

Deel de kinderen  in groepjes van ongeveer vier op. Laat hen in de hoeken en aan de randen van de speelruimte een eigen hut bouwen, zodat er in het midden een open plek blijft. Stimuleer de kinderen om open hutten te bouwen, zodat de dorpsbewoners straks bij elkaar naar binnen kunnen kijken vanuit de open plek. Loop langs de hutten in aanbouw en stel vragen over de inrichting  die nodig is voor ieders activiteiten. In een heksenhut hoort een ketel te zijn. Voor indianen is het handig als er pijlen voor de jacht zijn en een kapmes voor het werken op het land.

Spelen

Ieder komt op de open plek in de speelruimte zitten, speel dan samen de bewonersactiviteiten uit en verwoord de handelingen tegelijkertijd.  Beste indianen, laten we nog een paar extra takken zoeken voor het vuur. Rapen jullie die grote tak daar op? Breng maar naar de vuurplek. Zullen wij deze kleine takjes naar de vuurplek brengen? Zo, nu hebben we wel genoeg hout. Pakken jullie je twee houten aanmaakstokjes? Wrijf ze heel snel langs elkaar heen. Goed doorwrijven hoor, vuur maken gaat niet heel gemakkelijk! Zie je al wat rook? Blaas maar zachtjes en wrijf goed door. Gaat het al branden? Ja, het brandt! Leg je brandende stokje voorzichtig onder het hout. En nu blazen. Kijk, het vuur wakkert aan! Houd je handen vlakbij het vuur, voel je hoe warm het is?

Speel alle activiteiten samen uit. Vraag hen wat ze nog meer doen, zodat ze spelideeën hebben voor de spelsituatie.

Spelsituatie

De kinderen spelen nu in hun eigen hut. Laat dit een tien minuten duren. Door in rol langs de hutten te gaan begeleid  je waar het spel niet vloeiend verloopt. Wat zijn ze aan het doen  of willen ze gaan doen. Refereer aan de activiteiten uit de speltraining, als de kinderen niets weten te verzinnen. Speel even mee en verlaat dan de hut. Zeg dat je straks (in rol) nog even terugkomt om het resultaat van hun werk te bekijken.
Spelafronding
Kom  samen met de kinderen op de open plek. Wat waren de indianen aan het doen? Welk groepje wil de anderen laten zien wat ze aan het doen waren? Laat enkele of alle groepjes korte tijd voorspelen. Kunnen de kijkers vertellen wat zij hebben gezien en gehoord?  Ruim met elkaar het dorp op, of laat het nog even staan, zodat ze er later nog zelfstandig in kunnen spelen.

Ubbergen, update winter 2021