Vijf uitgewerkte mogelijkheden om de verbeelding te stimuleren en kinderen tot het uitspelen ervan te verleiden.
Stripverhalen
Spelen vanuit strip tekening figuurtjes, de kinderen laten nieuwe avonturen ontstaan.
Doel: Kinderen geven stripfiguren herkenbaar in houdingen weer en handelen van daaruit vanuit een basisemotie (bang, blij, verdrietig, boos).
Lesvoorwaarde: Hoe zorg je voor spelplezier voor de kinderen en voor jezelf? Pas onderstaande lessuggestie hierop aan. Wat vraagt de les van de kinderen? Kun je dit van het vragen?
Lesorganisatie: Reserveer het speellokaal of maak ruimte in je eigen leslokaal
Verzamel uit verschillende stripverhalen vier afbeeldingen van twee figuren of waar twee figuren in de hoofdrol zijn. Beiden met een duidelijke basisemotie (bang, blij, verdrietig, boos). Maak tekstballonnetjes wit. Zorg ervoor dat de afbeeldingen zichtbaar zijn voor alle kinderen, door projectie of door het maken van kopieën.
Spelintroductie
Bekijk de afbeeldingen met de kinderen. Wat zien ze? Kunnen ze een verhaaltje bij de afbeeldingen verzinnen? Wat zal er gezegd worden in de tekstballonnetjes?
Spelen
Tweetallen. Elk tweetal kiest één afbeelding om in houdingen uit te beelden. Wie speelt welke rol? Zodra keuzes zijn gemaakt, laat je hen goed kijken naar het figuur dat ze gaan uitbeelden. Begeleid door vragen naar lichaamshoudingen van de stripfiguren. Wat is de stand van de voeten? Staan ze dichtbij of juist ver van elkaar af? Raken de voeten de grond? Wat doen de benen? Heeft je figuur gestrekte of juist gebogen benen? Vraag de kinderen ook goed te kijken naar de houding van hun figuur ten opzichte van het andere stripfiguur. Bijvoorbeeld: Staat je figuur dichtbij het andere stripfiguur of ver van elkaar af? Kijkt jouw figuur naar de ander? Raken de figuren elkaar aan? Ja? Hoe doen ze dit?
Uitbeelden
Geef hen twee minuten om de afbeelding uit te beelden. Stimuleer hen goed naar het plaatje te kijken en alle lichaamsdelen in te zetten. Laat alle tweetallen voor de groep het resultaat presenteren. Kunnen anderen zien welke afbeelding er wordt nagebootst? Waaraan zien ze dit? Kunnen ze zien wat de emoties zijn? Hoe zien ze dat? Ga bij elke verschillende gepresenteerde afbeelding wat dieper in op de emoties. Nadat jullie hebben besproken wat de emoties zijn en hoe deze gezien zijn, vraag je de kinderen te bewegen vanuit dat gevoel. Laat hen door de ruimte lopen en experimenteren met bewegingen vanuit verschillende lichaamsdelen. Bijvoorbeeld: Je voeten zijn heel boos. Hoe lopen boze voeten? Nu zijn je handen boos. Wat doen je handen? Kan je rug ook boos zijn? Kies enkele kinderen uit die hun prestaties kort aan de groep laten zien. Wanneer komt de emotie het duidelijkst naar voren?
Spelsituatie
Kom terug op de verhaaltjes die de kinderen tijdens de spelintroductie bedachten. Laat dan de tweetallen hun houding weer aannemen. Op jouw teken komen de kinderen in beweging en spelen ze de situatie die ze bedachten tijdens de spelintroductie. Stimuleer de kinderen om duidelijk te laten zien welke gevoelens de stripfiguren hebben. De tweetallen die klaar zijn met spelen, gaan stil op de grond zitten wachten, totdat alle tweetallen uitgespeeld zijn.
Spelafronding
Geef een aantal tweetallen de ruimte om hun spel voor de groep te presenteren.
Kunnen de andere kinderen benoemen waar in het lichaam de emoties zichtbaar werden?
Prins Pip
De vader en moeder van prins Pip zijn koning en koningin in een ver land. Hun diepste wens is dat prins Pip trouwt met een prinses, dat is niet eenvoudig. Prins Pip is niet goed in deftig zijn. Hij stampt liever in plassen, dan dat hij aanschuift bij een deftig diner.
Doel: Kinderen associëren vanuit een verhaal bewegingen, waardoor ze samen een nieuwe wereld tot leven brengen.
Lesvoorwaarde: Hoe zorg je voor spelplezier voor de kinderen en voor jezelf? Pas onderstaande lessuggestie hierop aan. Wat vraagt de les van de kinderen? Kun je dit van het vragen?
Lesorganisatie: Reserveer het speellokaal of maak ruimte in je eigen leslokaal Zit in een ruime halve kring, met voldoende bewegingsruimte voor elk kind.
Tip: als kinderen niet bekend zijn met spiegelen (zie speltraining), raden we aan ze hier op een eerder moment, als losstaande oefening, kennis mee te laten maken.
Spelintroductie
Vertel de kinderen over prins Pip. Zijn vader en moeder zijn koning en koningin in een ver land. Hun diepste wens is dat prins Pip trouwt met de prinses uit het naburige land; een gebruikelijk gebeuren in Koninklijke kringen. In het geval van prins Pip echter, is dit geen vanzelfsprekendheid. Want prins Pip is geen doorsnee prins; hij is niet goed in deftig zijn. Hij stampt liever in plassen, dan dat hij aanschuift bij een deftig diner. Hij zit graag met vuile schoenen op de bank, hij roetsjt graag van de trapleuning en hij houdt niet van handen schudden.
Spelen
Prins Pip rijgt van zijn ouders de opdracht te oefenen in deftig zijn. Hiervoor krijgt hij de mooiste zaal van het paleis tot zijn beschikking: de spiegelzaal. Verzin samen een aantal handelingen, die de prins kan oefenen. Bijvoorbeeld: deftig lopen, zwaaien, zitten, haren kammen, handen schudden, thee drinken. Vraag de kinderen te staan, zodat ze samen een enorme spiegelwand vormen. Ga zelf in rol van prins voor de kinderen staan en voer stuk voor stuk de handelingen uit die de kinderen hiervoor noemden. Beweeg in rustig tempo, zodat de kinderen tijd krijgen om zo nauwkeurig mogelijk mee te doen (te spiegelen). Vertel dat de koning en koningin na een tijdje poolshoogte kwamen nemen en verrukt vaststelden dat prins Pip aardig op weg was een waardige prins te worden. Maar toen de koning en koningin weer weg waren, gebeurde er iets eigenaardigs.
Pip kan het niet
Terwijl prins Pip zijn best deed te oefenen, floepte zijn tong ineens uit zijn mond, zonder dat hij er zelf erg in had! En tijdens het zwaaien, begonnen zijn benen vanzelf te stampen. Zijn lijf probeerde het wel , maar kon niet deftig zijn. Voer ook deze handelingen voor de ‘spiegel’ uit en laat de kinderen ze weer exact nadoen. Kennen ze meer ongecontroleerde bewegingen van de prins? Bijvoorbeeld: schudden met de billen tijdens het lopen, springen tijdens het haren kammen, briesen tijdens thee drinken. Laat de kinderen twee aan twee tegenover elkaar staan. Eén is de prins die een deftige handeling oefent, de ander is de spiegel en doet alles precies na. Daarna wisselen ze van rol. Vertel dat prins Pip nog harder ging oefenen. Het zou niet lang duren, of hij werd aan de prinses voorgesteld. Het zou hem lukken de prinses te overtuigen van zijn deftig zijn!
Spelsituatie
Vertel de kinderen dat het grote moment aanbrak: de prins werd voorgesteld aan de prinses. Alles moest goed gaan: deftig naar de prinses toe lopen, haar de hand schudden, gaan zitten, samen thee drinken. Gelukkig ging het helemaal goed, de prins wist elke handeling correct uit te voeren! Speel de handelingen van de prins gezamenlijk uit, terwijl je over de ontmoeting met de prinses vertelt. Voeg eventueel ook andere handelingen toe, die jullie tijdens de speltraining hebben geoefend. Vertel dat de koning en de koningin opgelucht adem haalden. Prins Pip gedroeg zich voortreffelijk. Hier zou vast een huwelijk van komen!
Te vroeg gejuicht
Maar de koning en koningin hadden weer te vroeg gejuicht… Want toen de prins en de prinses samen naar het paleis liepen, voelde prins Pip dat het mis ging. Zodra de prinses even van hem weg keek, kon hij zich niet langer bedwingen en de prins stampte heel hard met zijn rechtervoet op de grond. Gelukkig stopte het stampen weer, toen de prinses weer naar hem keek. Maar telkens als de prinses even wegkeek, deed het lijf van de prins iets dat niet deftig was. Laat de kinderen door de ruimte lopen als de prins. Deftig als de prinses naar de prins kijkt, met ongecontroleerde bewegingen zodra de prinses even wegkijkt. Maak dit verschil duidelijk in woorden en door zelf als prinses al dan niet van de kinderen weg te kijken. Je kunt de kinderen ook in tweetallen als prins en prinses laten rondwandelen.
Spelafronding
Verzin samen met de kinderen het einde van dit verhaal. Krijgt de prinses de ongecontroleerde bewegingen van prins Pip in de gaten? Hoe reageert ze hierop? Gaat de wens van de koning en koningin in vervulling en trouwt prins Pip de prinses? Kan een land geleid worden door een koning die niet deftig is? Of krijgt prins Pip zijn bewegingen uiteindelijk onder controle?
Wereldreizigers
De gele ballon van Charlotte Dematons bevat tekeningen van plekken over de hele wereld. In de tekeningen zitten oneindig veel situaties. Sommige tekeningen spreken voor zich, zoals de vliegtuigcrash in de jungle. Andere laten meer ruimte voor eigen invulling.
Doel: Kinderen horen basisemoties (bang, blij, verdrietig, boos) in de stem en laten deze klinken in djabbertalk.
Lesvoorwaarde: Hoe zorg je voor spelplezier voor de kinderen en voor jezelf? Pas onderstaande lessuggestie hierop aan. Wat vraagt de les van de kinderen? Kun je dit van het vragen?
Lesorganisatie: Voor deze les wordt gebruik gemaakt van het boek De gele ballon van Charlotte Dematons van Lemniscaat b.v. Rotterdam, ISBN 978 90 5637 526 3. Kopieer één of enkele platen uit het boek, zodat de kinderen de gedetailleerde afbeeldingen goed bekijken. Je kunt ook gebruik maken van andere boeken waarin speelbare situaties verbeeld worden.
Spelintroductie
De gele ballon bevat tekeningen van plekken over de hele wereld. In de tekeningen zitten oneindig veel situaties gevangen. Sommige tekeningen spreken voor zich, zoals de vliegtuigcrash in de jungle. Andere laten meer ruimte voor een eigen invulling. Bijvoorbeeld de duikers in de zee; zijn zij op zoek naar een schat, zeldzaam koraal, of naar een drenkeling? Bekijk met elkaar één of enkele platen uit het boek. Welke situaties vallen de kinderen op? Ga op vier situaties wat dieper in. Wat is daar precies aan de hand, volgens de kinderen? Wat zeggen de mensen tegen elkaar? Hoe voelen zij zich? Probeer een verscheidenheid aan situaties uit te diepen, waar steeds een andere basisemotie (bang, blij, verdrietig, boos) vertegenwoordigd is.
Spelen
Vraag enkelen de laatst besproken situatie na te spelen met hun stem. Laat de anderen luisteren of ze de basisemotie in de stemmen horen. Vraag na afloop waaraan de kinderen horen of iemand bang, blij, verdrietig of boos is. Stimuleer hen om te praten in termen als hard of zacht en snel of langzaam. Ongetwijfeld hebben ze ook eigen termen om klank te duiden; geef hieraan ruimte. Kunnen anderen dezelfde tekst bozer of blijer uitspreken? Harder of sneller praten! Daag ze uit tot andere manieren. Kun je ook boos klinken als je zacht praat? Klink je ook blij als je de tekst langzaam uitspreekt?
Stap nu over op djabbertalk en vraag hen in fantasietaal: Hoe zal het klinken als we de taal van de jungle / de woestijn / etc. spreken? Vertaal dit daarna in het Nederlands en leg hen uit dat het om fantasietaal gaat.
Djabberen
Nodig één of enkele kinderen uit samen met jou de eerder tekst nu in djabbertalk te spreken. Vraag de anderen na afloop of ze nog steeds de basisemotie konden horen. Als dit niet het geval blijkt te zijn, bespreek dan wat er moet gebeuren om emoties wel hoorbaar te laten zijn. Stap over naar een andere situatie die jullie bespraken in de spelintroductie. Kies één zin uit die jullie bedachten bij die situatie en laat ieder tegelijkertijd deze in djabbertalk uitspreken, vanuit de bijbehorende emotie. Laat daarna enkele kinderen de zin nog eens apart voor de groep uitspreken. Kunnen de kinderen benoemen hoe deze emotie klinkt? Op welke manier kan de emotie nog duidelijker overkomen? Praat weer in termen als hard of zacht, snel of langzaam en de eigen bewoordingen die de kinderen aan de klanken geven. Speel op deze manier ook met de andere twee situaties uit de spelintroductie.
Spelsituatie
Ieder groepje van ongeveer drie kinderen kiest één situatie, die ze willen uitspelen. De situatie spelen ze nu helemaal in djabbertalk, met bewegingen en eventueel een eenvoudig decor. Loop langs bij elk groepje om te horen voor welke situatie het kiest. Geef daarna een teken, waarop alle groepjes tegelijkertijd hun situatie uitspelen. De groepjes die klaar zijn met spelen, gaan stil op de grond zitten wachten, totdat alle groepjes uitgespeeld zijn.
Spelafronding
Kies enkele groepjes uit, die verschillende situaties hebben gekozen. Laat deze groepjes hun situatie om beurten tweemaal uitspelen voor de groep. De eerste keer vraag je de overige kinderen om hun ogen te sluiten en slechts te luisteren naar het spel. Kunnen ze raden welke situatie er gespeeld werd? Hoe konden ze dit horen? De tweede keer dat er gespeeld wordt mogen de andere kinderen erbij kijken, zodat ze kunnen zien of ze de situatie juist geraden hebben.
Stoelenspel
Hé Max, wat doe jij hier? Nou, kom even mee, misschien heb ik nog wat brokjes voor je. Je stoel verandert voor even in je fictieve hond.
Doel: Kinderen stemmen acties en reacties op elkaar af en spelen daardoor in kleine groepjes onvoorbereid een kort spel
Lesvoorwaarde: Hoe zorg je voor spelplezier voor de kinderen en voor jezelf? Pas onderstaande lessuggestie hierop aan. Wat vraagt de les van de kinderen/ kun je hen dit vragen?
Lesorganisatie: Kinderen zitten in een ruime halve, waarin voldoende bewegingsruimte voor elk kind is. Plaats je eigen stoel even buiten de kring. Zet een aantal extra stoelen klaar voor de spelsituatie.
Spelintroductie
Vraag of iedereen goed zit. Loop dan richting je eigen stoel om deze te pakken. Vlak voordat je bij je stoel bent aangekomen, maak je een zacht blaffend geluid. Je stoel verandert voor even in je fictieve hond. Hé Max, wat doe jij hier? Nou, kom maar even mee, misschien heb ik nog wat brokjes voor je. Neem je stoel als zijnde een hond mee naar de halve kring. Aai de stoel alsof het een hond is en doe alsof je hem wat brokjes voert. Zeg hem daarna dat hij beter even buiten kan spelen, omdat je weer verder moet met de les. Neem vertwijfeld plaats op je stoel en vraag jezelf hardop af hoe het kan dat je stoel daarnet nog je hond Max was en nu weer gewoon een stoel is. Vraag aan de kinderen of zij wellicht ook bijzondere stoelen hebben.
Dat is geen stoel
Kunnen zij hun stoel ook veranderen in iets anders? Bijvoorbeeld: in een computer, een kinderwagen, een plek om je achter te verschuilen. Laat ze eigen ideeën bedenken. Stimuleer de fantasie, door de volgende vragen: Waarin verandert je stoel als er wielen onder zouden zitten? Wat wordt je stoel als je deze in gedachten een andere kleur geeft, zoals goud? Welke ideeën krijg je als je jouw stoel voorzichtig op de grond neerlegt? Geef om beurten een kind de gelegenheid om zijn/haar idee zo duidelijk mogelijk uit te spelen. Kunnen andere kinderen raden waarin de stoel is veranderd? Je kunt de radende kinderen hun antwoord laten benoemen, of je geeft ze de opdracht om met hun eigen stoel mee te spelen, zodra ze het antwoord denken te weten. Uiteraard check je na afloop of de kinderen het bij het juiste eind hadden.
Spelen
Zeg dat je een leuk idee hebt en je dit graag met een kind samen uitspeelt. Verzin een nieuw idee bij de stoel, of herhaal een eerder idee. Begin het spel alleen. Stop na korte tijd met spelen en vraag wie er mee wil spelen. Kies er een en speel korte tijd samen verder. Bijvoorbeeld: in gedachten verander je de stoel in een keukenblok. Je speelt dat je voorbereidingen treft voor het bakken van pannenkoeken: bloem zeven, eieren splitsen, melk erbij gieten en de ingrediënten tot een geheel klutsen. Het kind dat je spel komt versterken zet een pan op het vuur met een klontje boter. Jij giet het beslag in de pan en het kind strooit er nog wat rozijnen bovenop. Laat nu een ander beginnen. Stimuleer het kind om zo duidelijk mogelijk te spelen, zodat de andere kinderen goed kunnen zien wat hij/zij met de stoel uitbeeldt.
Meespelen
Zodra het spel duidelijke vormen aanneemt, wijs je een tweede kind aan dat mee gaat spelen. Vraag na afloop aan de anderen waarin de stoel veranderde en of er goed werd samengespeeld. Verdeel de kinderen in tweetallen A en B. Laat alle tweetallen tweemaal het stoelenspel spelen. De eerste keer starten alle A-kinderen. Geef hen kort tijd om tot een spelidee te komen. Als kinderen niets weten te verzinnen, refereer je aan ideeën die tijdens de spelintroductie naar voren kwamen. Vertel de B-kinderen dat zij mee gaan spelen, zodra hen duidelijk is welk spel de ander speelt. Vraag na afloop aan enkele tweetallen welk spel zij speelden en of het lukte om goed samen te spelen. Lukte het de kinderen ook om samen te spelen als de ander iets anders deed dan verwacht? Laat hen nogmaals een spel spelen, dat de B-kinderen deze keer mogen beginnen.
Spelsituatie
Zet een aantal stoelen in een bepaalde opstelling. Bijvoorbeeld in rijtjes van twee achter elkaar, in een cirkel of in een lange rij. Vraag de kinderen om er spelideeën bij te bedenken. De stoelen in rijtjes bijvoorbeeld, kunnen samen een bus voorstellen. De cirkel zou een paardenpiste kunnen zijn. De lange rij stoelen een bioscoop. Zeg de kinderen hun idee geheim houden! Vraag een paar kinderen met een idee om dit in je oor te fluisteren. Kies er vervolgens één uit zijn/haar idee uit te spelen. De anderen kijken goed of ze zien wat er uitgebeeld wordt. Ze geven jou een teken als ze mee willen spelen. Kies een tweede kind om mee te doen .
Meer spelers
Als er goed wordt samengespeeld, kan een derde, vierde en eventueel vijfde kind meespelen. Als het samen spelen niet goed lukt, speel je zelf mee. Stap bijvoorbeeld als reisleider in de bus en maak duidelijk waar de reis heen gaat. Deel pakjes drinken uit en vraag aan de buschauffeur hoe lang de reis nog duurt. Neem weer gas terug, zodra het spel weer één richting op gaat. Speel met verschillende stoelopstellingen en laat ieder aan de beurt komen. In een herhaling verzin je samen gebeurtenissen die zich op de betreffende plek kunnen afspelen, en er nog meer samenspel mogelijk wordt. Bijvoorbeeld: de bus rijdt verkeerd, de film is erg spannend, de paarden ontsnappen uit de piste.
Spelafronding
Spreek na afloop de spelsituaties kort na. Welk spel was heel leuk om te spelen? Wanneer hielden de kinderen in hun spel goed rekening met elkaar?
Schatzoekers
Je doet geheimzinnig met een stuk papier, zou de schat gevonden worden? Het kruisje op de schatkaart duidt de plek aan. Fantaseer samen over de mogelijke schat. Samen gaan jullie op zoek.
Doel: Kinderen spelen in groepjes een herkenbaar spel uit voor publiek.
Lesvoorwaarde: Hoe zorg je voor spelplezier? Pas onderstaande lessuggestie hierop aan. Wat vraagt de les van de kinderen? Kun je hen dit vragen?
Lesorganisatie: Teken op een groot papier de contouren van een eiland. Brand de randen met een kaars, giet er thee overheen zodat de kaart oud lijkt. Zit er zelfs ergens een brandgaatje? Zet in het midden ergens een klein kruisje. Begin met een opgerolde kaart het spel. Leg vijf stiften klaar in verschillende kleuren. Als de kinderen inventief associëren en spelen, kun je de les over twee of meer lestijden verspreiden.
Spelintroductie
Vertel dat je iets bijzonders op het spoor bent gekomen. Laat het papier zien. Ze zullen waarschijnlijk direct doorhebben dat het een schatkaart is! Ligt er een klomp goud of een mooi sieraad? Misschien een enorme berg snoepgoed! Stel voor om samen op zoek te gaan. Vraag of er kinderen zijn die het eiland een beetje kennen. Dit eiland is namelijk niet gemakkelijk begaanbaar. Om een goede route te bepalen, is het daarom goed te weten welke obstakels we kunnen verwachten.
Waar zijn plekken op het eiland waar dieren leven en welke leven er? Bijvoorbeeld: tijgers, stinkdieren, of muggenkolonies. Teken deze dieren eenvoudig en herkenbaar, op de aangewezen plekken op het papier. Zijn er lastige weersomstandigheden en hindernissen in het landschap? Bijvoorbeeld: stortbuien en mist, manshoge grasvelden, bergen en rivieren. Teken ook deze elementen, totdat het eiland ongeveer negen hindernissen kent.
Spelen
Wees onder de indruk, nu het eiland ingetekend is en zeg dat jullie daar niet onvoorbereid heen kunnen! Oefen vervolgens het nemen van de hindernissen, door deze om beurten gezamenlijk uit te spelen. Begeleid dit spel door zelf mee te spelen en de handelingen tegelijkertijd te verwoorden. Bijvoorbeeld fluisterend: We zullen ongezien langs de tijgers moeten komen. Laten we voorzichtig sluipen. Ssttt! Niemand mag ons horen! Kijk eens hoe klein Emma zich maakt, dat is slim. Laten we dat allemaal doen!
Spelsituatie
Een eiland als dit kan het beste in kleine groepjes bedwongen worden. Daarom gaan we in vijf groepen. Elk groepje krijgt twee minuten om een route uit te stippelen naar de schat. Welke hindernissen durven de kinderen aan? Welke niet, moet er misschien een kleine omweg gemaakt worden? De groepjes spelen om beurten hun route naar de schat uit. Voorafgaand hieraan tekenen ze met een gekleurde stift de route over het eiland uit , zonder dat anderen dit zien. Stimuleer hen duidelijk te spelen, zodat het publiek kan zien welke route ze kozen. Doordat jij weet welke route ze lopen, kun je hen helpen obstakels duidelijker te spelen. Als kinderen bij de schat aanbeland zijn, eindigt het spel met groot applaus. Anderen raden daarna welke hindernissen er getrotseerd zijn. Kunnen ze uitleggen waaraan ze dit konden zien? De controle vindt plaats door de getekende route te bekijken.
Spelafronding
De schat is gevonden. Nu maar hopen dat het werkelijk de schat is waar de kinderen zo op hebben gehoopt! Geef de groepjes even de tijd om te bepalen wat hun schat is. Daarna mogen de groepjes dit om beurten uitbeelden. Kunnen andere kinderen raden wat de gevonden schatten zijn?
Ubbergen, update winter 2021