Schrijf me waar je mee bezig bent
en ik maak er een dialoog van
Kunnen praten over iets waar je een hekel aan hebt is voor mensen een grote motivatie om te gaan praten. In deze les zijn kleine en grotere conflicten de basis voor de dialogen die de kinderen in deze les zelf gaan schrijven.
Doel: Kinderen schrijven een dialoog en ontdekken dat er meerdere manieren zijn om met een klacht om te gaan.
Lesvoorwaarde: Hoe zorg je voor spelplezier voor je spelers en voor jezelf? De spreek motivatie kun je versterken door hen te laten overdrijven, roddelen, beschuldigen. Wat vraagt de les van de kinderen? Kun je dit van het vragen? Indien schrijven een belemmering is of teveel tijd vraagt, kunnen ze de tekst improviseren, erna samen min of meer afspreken en vervolgens uitspelen.
Spelorganisatie: De les kan in het eigen leslokaal, zodat je minder aan tijd gebonden bent. Afhankelijk van het verloop kun je de dialogen over meerdere keren verdelen.
Inventiviteit
Als kinderen inventief associëren en spelen, verspreid de activiteitenover meer lestijden. Jij als leerkracht stimuleert iedereen tot vertellen en spreken. Oefening baart kunst. Gun ze tijd om er vertrouwd mee te worden, laat hen vaker werken met klachten en dialogen.
Ze werken in groepjes van vier, later splitsen zij op in groepjes van twee. Benodigdheden: pen, kleine briefjes, voorbeelden van klachten waarvan jij denkt dat ze herkenbaar. Bijvoorbeeld:
- Ik mag mijn nieuwe kleren nog steeds niet zelf kiezen.
- Ik wil niet dat ze in mijn dagboek lezen
- Ik moet altijd op tijd thuis zijn, maar hij nooit
- Ik ben bang alleen thuis
- Hij dringt altijd voor en duwt ieder gewoon weg
- Zij schiet nooit op, ik moet altijd wachten
- Zij bepaalt altijd welk T.V. programma we kijken.
- Waarom moeten ze altijd mij hebben?
- Heb je wat van me aan?
Spelintroductie:
Kinderen bedenken in groepjes van vier situaties waaraan ze een hekel hebben en waarover ze klagen of tegen protesteren. Ze schrijven iedere klacht op een briefje.
Spelsituaties:
1. Tableaus maken van de klacht.
De kijkers moeten goed zien wie van de spelers waar last van heeft. Eveneens moet duidelijk zijn van wie iemand het meeste last ervaart. De kijkers bepalen wie ergens last van heeft en formuleren één zin waarmee dat kind protesteert.
2. Dialogen maken.
Voor de klachten die in beeld zijn gebracht, schrijven de kinderen nu in tweetallen een dialoog. Ieder duo krijgt één van de eerder zinnen als beginregel. Ze bepalen welk rolfiguur die kan zeggen tot welk ander rolfiguur. Door deze antwoorden bepalen ze de verhouding die ze tot elkaar hebben: vader – dochter; zus – broer, vrienden? Ze bepalen waar beide personen zijn. De eerst zin geeft basis aan de dialoog.
Voor iedere klacht twee dialogen
Duo’s bespreken wie de klacht dialoog schrijft wie voor een goede afloop zorgt vanuit dezelfde beginzin, waardoor de klachthebbende bereikt wat ze wil. De rolfiguren blijven dezelfde
3. Dialogen voorlezen – spelen.
Ze lezen de dialoog samen en maken de juiste intentie achter iedere zin hoorbaar. Zij oefenen met verschillende intonaties en leren daarmee de tekst eigenlijk van buiten. Ze maken een keuze en bepalen hoe beide personages het uitspreken. Ieder duo improviseert haar eigen versie, zodat het meer wordt dan voorlezen. De groep luistert en reageert.
Spelafronding:
@ Zou jij het ook zo zeggen?
@ Waarom reageerde de ander blij, geïrriteerd, opgelucht, onverschillig?
@ hoe zou jij willen dat de ander reageert en hoe kun je dat beïnvloeden – wat kun je dan anders zeggen?
De kinderen kunnen vervolgens eventueel grotere dialogen spelen. Is dat een kapstok? van Esther Gerritsen Uitgave van Stichting Buitenkunst uit 1997, kan hen inspireren.
Vertellen vanuit een rolfiguur
“Op de spoorwegovergang is een ongeluk gebeurd. Een jongen is gevallen toen hij nog snel onder de slagboom door fietste. Hij kon op tijd wegkomen en heeft schaafwonden eraan overgehouden. De fiets is geschept en de machinist was gedwongen te stoppen. Er was een agent in de buurt om proces verbaal op te maken. De slagersvrouw had een EHBO diploma.”
Doel: Kinderen gaan in gesprek met de agent of de journalist om haar te informeren over Pieter en Ayshe.
Lesvoorwaarde: Hoe zorg je voor spelplezier voor je spelers en voor jezelf? Pas de aanleiding [spelinhoud] eventueel aan. Wat vraagt de les van de kinderen? Kun je dit van het vragen?
Spelorganisatie: Schrijf het nieuwsbericht op de achterkant van het bord of breng het als nieuwsbericht. Ieder speelt in tweetallen of jij in rol van agent met iedereen. Jij introduceert de situatie en laat hen het nieuwsbericht horen/ lezen.
Spelintroductie
Je vertelt over Pieter en Ayshe die in dezelfde klas zitten. Gisteren daagde Pieter Ayshe uit tot een fietswedstrijdje. Ayshe wilde eerst niet, maar het lukte Pieter haar over te halen. De kinderen gaan als Pieter en Ayshe elkaar overtuigen waarom Ayshe wel/niet mee moet doen. Vervolgens lezen ze het bericht uit de krant of horen via ‘de radio’.
Spelsituaties:
1.wat deed en dacht iedereen
2. het komt allemaal in de krant
3. en het leven ging verder
1: wat deed en dacht iedereen
Alle kinderen bereiden zich voor om straks aan de agent te vertellen wat ze aan het doen waren toen het geluid van de stoppende trein gehoord werd. Wie heeft er wat gezien? De agent zal hen vragen:
1. wat deden ze vóór dat het ongeluk gebeurde,
2. wat dachten toen ze de stoppende trein hoorde.
3. waaruit concludeerden dat Pieter en Ayshe veilig waren.
Alter ego
Vijf kinderen spelen om de beurt handelingen en gedachten van een personage. Kijkers krijgen ideeën. Als personage komen ze naar voren, leggen de hand op de schouder van een speler en spreken namens haar/hem.
– Een oude dame maakt zich zorgen. Haar hondje kan niet lang meer wandelen, zij moet zelf echt iedere dag lopen.
– De conducteur heeft iemand zonder kaartje uit de trein gezet. De man was kwaad. De conducteur moppert over de brutaliteit van zwartrijders.
– Een slager loopt vóór zijn slagerij, hij heeft pauze. Vermoeid geniet hij van het zonnetje, denkt hij aan wat klanten kochten.
– De secretaresse ordent papieren en vertelt dat ze veel weggooit. Het is een rommeltje, maar ja het is ook handig om te bewaren.
– Een caféhouder poetst zijn tafeltjes en schuift stoelen aan. Hij kijkt tevreden rond en praat tegen de duiven over zijn gasten.
Spelsituatie 2: het komt allemaal in de krant
Je speelt zelf de rol van interviewer van een dagblad. Wanneer kinderen erg taalvaardig zijn, kan je beslissen om deze rol uit te besteden aan twee kinderen. De interviewer en haar assistent vragen aan de mensen rondom de spoorwegovergang wat zij van de gebeurtenis hebben gezien en wat ze nu denken
De kinderen spreken vanuit de bekende personages, maar kunnen ook bezoekers zijn van het café/de slager, of toevallige voorbijgangers. Ze hebben allemaal een eigen interpretatie van de situatie: het meisje was te volgzaam of juist te roekeloos, de jongen was stoer of waarschuwde nog vlak van te voren, de slagboom daalde veel te laat of daalt zo vaak overbodig.
Spelsituatie 3: en het leven ging verder
De kinderen spelen in tweetallen onderstaande situaties:
– Een politieagent spreekt de oude vrouw aan die haar hond niet op het uitlaatweitje laat poepen.
– Een machinist luistert naar de conducteur en heeft het idee dat deze streng is. Iedereen vergeet wel eens zijn kaartje in de haast.
– De slagersvrouw maakt een boodschappenlijstje, komt naar buiten en vraagt haar man wat hij wil eten.
– De baas van de secretaresse vindt dat zij te snel alles kapot scheurt. Je weet nooit waarvoor je nog iets kan gebruiken. Hij vist een papier uit de prullenbak en legt uit waarom dat toch echt bewaard moet blijven.
– Een vaste klant van het café komt een praatje maken, hij blijkt de vader van Ayshe te zijn en vertelt over de vriendschap tussen Pieter en zijn dochter.
Spelafronding:
@ wat vind jij van zwartrijders?
@ wat vind jij van hondenpoep?
@ hou jij van opruimen of juist van bewaren?
Vervolgmogelijkheid:
Allerlei nieuwsberichten kunnen op deze manier nagespeeld worden. De kinderen kunnen dan zelf de personages erbij verzinnen die ondervraagd worden.
Ubbergen, update winter 2021