Onderwijs is succesvoller als het is afgestemd op de schoolsfeer, de specifieke groep, de individuele speler. Waarnemingsvermogen is niet alleen een onontbeerlijke informatiebron voor de leerkracht, ze is tegelijkertijd een inspiratiebron voor je spelbegeleiding. Kinderen brengen je vaak op ideeën, je hoeft het eigenlijk niet zelf te verzinnen, volg hun spelaanzet en creëer daar mogelijkheden voor. We staan hier stil bij het observeren als zodanig, in de hoop dat iedere leerkracht het observeren ten dienste  stelt aan de kinderen en hun spel.

Kijken of Observeren

Als je gewoon kijkt zie je in principe alles en sta je open voor elke informatie. Als je observeert focuss je op een bepaald onderdeel. Je observeert om gedrag en lesverloop te beseffen om zicht te krijgen op relevane gegevens voor functionerende leerprocessen. Een contact dat niet naar wens verloopt is veelal aanleiding. Hoewel observeren (betrokkenheid – welbevinden) ook zonder aanleiding belangrijke informatie geeft. Kijken wordt observeren, wanneer het kijken naar de ander een doelgericht en systematisch kijken is. Doel binnen spellessen is veelal: onderzoek waarom je lessen niet naar wens verlopen. Komt dit doordat:

  • uitdagingen te groot of te eenvoudig zijn voor de kinderen
  • lessen niet aantrekkelijk of ondoorzichtig zijn voor de kinderen;
  • opdrachten te weinig ruimte bieden om iedere speler uit de verf te laten komen;
  • organisatie van de les te veel of te weinig ruimte biedt voor actie of eigen inbreng.

Observeren en interpreteren

Voor een leerkracht is waarnemen een bron van inspiratie en daarnaast bron van informatie: voor waar aannemen wat je ziet.
Ieder observeert op haar eigen manier. Je idealen, denkbeelden en meningen spelen hierbij mee, evenals het beeld dat je van jezelf hebt. En meestal heb je vanaf het eerste moment dat je iemand ziet, een beeld gevormd van die ander. Het is goed om jezelf dit te realiseren, evenals je eigen instelling of stemming van dat moment van observatie.  Er zijn kinderen die spelen eng vinden en dan voor onrust en afleiding zorgen. Wie als leerkracht daar juiste antwoorden op vindt, de sfeer constructief houdt, krijgt iedere groep tot spel. Als je goed waarneemt en interpreteert begeleid je kinderen\ individueel. Je zorgt dan dat ieder zich veilig voelt en speelruimte heeft.

Observatie vragen zijn daarbij behulpzaam:

Waaraan hebben de kinderen behoeften? Verschillen kinderen hierin?
Welke spelinhoud kan hen boeien?
Van welke uitdagingen qua spel genieten ze?
Wanneer komt het onderscheid tussen spel en werkelijkheid in het gedrang?
Biedt de verbeelding van de kinderen mogelijkheden om de spelwerkelijkheid in te duiken of leidt het de aandacht af?
Wie spelen er meer logisch, wie meer associatief?
Wat valt je op aan het spel met het oog op hun lichaamshouding en taalgebruik?
Zijn de kinderen geïnteresseerd in deze opdracht?
Hebben de kinderen een hekel aan spelen – optreden voor elkaar?
Is er vooral solistisch in de zin van ‘alles bepalend’ spel van een of meer?
Hoe ontwikkelt het samenspelen zich?
In welke mate kan wie een eigen idee uitwerken?
Leidt de spelinhoud naar wat er werkelijk leeft in de groep?
Biedt het spel voldoende veiligheid aan spelregels en structuur?
Is er heldere afbakening voor onderscheid spel en werkelijkheid?

Een heel scala aan talenten onder de spelers

In een groep van dertig valt een heel scala te ontdekken aan talenten en karakters. Wie kijkt, die ziet het nodige!  Door verlegen spelers dezelfde rol te geven, hebben ze steun aan elkaar. Meer ervaren kinderen nemen de individuele en confronterende rollen voor hun rekening. Door observatiekwaliteit sluit je aan bij ieders behoefte, kenmerken en ontwikkeling. Iedereen  kent  ‘spelen’ een eigen waarde toe. Niet iedereen speelt graag voor anderen. Er zijn in de groep onrustige, overactieve, gespannen, verlegen, of liever toekijkende kinderen. De laatste staan niet graag in de schijnwerpers. Wie zijn er gebaat bij spelen voor zichzelf of oefenen zonder dat anderen kijken? Kom hen tegemoet door ze tegelijkertijd te laten spelen. Zich te verschuilen achter een masker of schim. Of  laat ze indirect meespelen via het maken van ondersteunende geluiden. Oof als stem vanuit het publiek, terwijl een groepsgenoot de rol non-verbaal speelt.

Nuanceringen dankzij observatie

Stimuleer hen te groeien: van in het wilde weg spelen naar gericht spelen; van vrij spelen naar het spelen met beperkingen; van spelen voor zichzelf naar spelen met en voor anderen; van meelopen naar eigen initiatief; van kijken naar spelen; van enkel spelen naar betekenis geven aan een scène – de presentatie.
Kom tegemoet aan ieders mogelijkheden en groeien ieders spelerskwaliteiten. De moeilijkheidsgraad van een les is afhankelijk van groepssfeer, leeftijd, vertrouwdheid met spel, spelervaring en de training en jouw begeleidingskwaliteiten.
Vragen: wie zijn er gebaat bij
– alle instructies ineens, zodat ze er naar hartenlust een eigen invulling aan kunnen geven?
– minder talige opdrachten?
– oefenen zonder dat er anderen kijken?
– bij stap voor stap begeleidingspunten, zoals: ‘vorm eerst groepjes; spreek een begin-, midden- en eindmoment af’?
Ontdek kwaliteit in iedere speler. Om zicht hierop te krijgen kan het handig zijn een paar typeringen of labels te onderscheiden.

Labels

Kat uit de boomkijkers. Eerst zien en begrijpen voor erin te geloven. Door een terugkerend gewoontepatroon in de leerroute aanbrengt, bied je het nieuwe in een vertrouwde bedding. Dit geeft hen enig houvast. . Zij zijn niet ad rem, wel betrokken. Laat ze eerst vanuit rol kijken en later meespelen.
Ondernemers Graag direct fysiek actie. Laat hen het spel op gang brengen voor degenen die tijd nodig hebben en dan graag spelen.
Toeschouwers  Liever kijken en becommentariëren dan spelen. Laat  hen in een herhaling een rol over nemen. Ze weten dan waar ze aan toe zijn en durven beter. Of laat hen tegelijkertijd collectief individueel spelen, zodat er geen toeschouwers zijn. Deze nuanceringen ontdek je dankzij observatie. Je leert er al doende rekening mee te houden. Voor wie zich verder wil bekwamen, helpt de volgende typering wellicht om je meer in detail bewust te worden van kinderen uit je groep.  

Globale  typeringen

Belevers

Sommige kinderen zijn liever genietend of mijmerend aanwezig dan actief in het spel. Ze beleven sterk wat anderen spelen en hebben aan kijken, luisteren, voelen en associëren genoeg. Als ze spelen heeft dit tot gevolg dat hun spel onduidelijk is voor anderen, terwijl ze zelf volledig in het hier en nu van de spelwereld (hun verbeelding) zijn. 

Kijkers

Naast degenen die liever kijken dan spelen zijn er ook kinderen die juist op grond van alles geduldig waarnemen (dus ook luisteren en voelen) en subtiel spelen. Ze brengen veel details in en spelen genuanceerd. Niet altijd hebben groepsgenoten daar oog voor, ze overspelen vaak een dergelijke speler. Als je de beweeglijke en verbaal sterke kinderen eerst aan bod laat komen, komen deze meer tot hun recht in de herhaling van het spel. Er is dan ruimte voor verfijning en nuancering. Zij zetten de puntjes op de i. Laat hen eerst afspreken wat ze gaan spelen. Vanuit die rust krijgen nuanceringen hun plaats. Wijs ‘doordravers’ op de belangrijke details, die zij over het hoofd hadden gezien.

Praters

Kinderen die sterk verbaal ingesteld zijn, weten en vragen naar feitjes. Taalrijke kinderen kunnen medespelers en toehoorders inspireren tot meer taalgevoel. Of ze kunnen met hun verhalen juist de verbeelding van anderen sterk stimuleren. Laat ze aan het woord als het kan. Soms is onzekerheid hun drijfveer; met feiten trekken ze als het ware een muur rond zich op. Ze zijn op zoek naar vertrouwen en veiligheid. Je hoeft niet altijd op hun inbreng in te gaan, ook non-verbale signalen geven ruimte en veiligheid. Dit verlaagt de speldrempel. Een knipoog of applaus werkt vaak heel stimulerend.

Doeners

Iedereen kent ze, de kinderen die beweeglijk alles willen ontdekken, impulsief reageren, altijd nieuwe ideeën hebben en deze ook willen aandragen. Ze zijn meesters in het voordoen in het voor de vuist weg improviseren en daarmee zijn ze al gauw de gangmakers voor groepsgenoten. Om ze wat af te remmen laat je hen nadenken over hoe ze medespelers kunnen betrekken in het spel. Je laat hen en de groep in hun waarde door bijvoorbeeld tijdens de voorbereiding van een afspreekspel, hen te vragen je assistenten te zijn en alleen maar vragen te stellen aan de anderen en niet zelf met ideeën te komen. Zij zijn je assistenten die zorgen dat anderen straks het applaus krijgen. 

Improviseerders

Achter improvisatietalent gaat vaak een heel gevoelsmatige speler schuil. Soms komt hun inbreng chaotisch over. Deze kinderen vertoeven sterk in het rijk van de beleving, ze reageren direct op wat zich aandient. Dit stemt niet altijd overeen met wat anderen in het spel aandragen en veelal raakt de rode draad voor anderen zoek. Je kunt het beste meespelen met hen. Daardoor heb je de mogelijkheid hun spel richting te geven voor de medespelers en voor henzelf. Bijvoorbeeld: “‘tja kijk, ik wil u wel helpen met uw prachtige plan, maar wilt u het dan eerst de andere uitvinders en mij uitleggen?”

Makers

De vormgevers zijn ook vertegenwoordigd, ze kunnen alles maken maar lopen er soms niet zo mee te koop of hun werk is niet meteen herkenbaar. Ze zien zelf hun bedoelingen terug in hun decor- of kostuumontwerp, voor anderen is het niet altijd helder. Als je goed waarneemt heb je vaak aan een half woord of gebaar voldoende om hun prachtplannen te verduidelijken. In een kleine groep komt dit talent eerder naar voren dan in groot verband. Ontdek je dit talent, laat dan deze kinderen het decor bouwen waarin anderen straks spelen, het masker tekenen en de verkleedkleren selecteren. Laat ze in hun waarde, wie weet komen ze later ook nog vrijuit tot spel.

Weters

En dan zijn er kinderen die uit vorige spellessen goed begrepen hebben waar het om gaat. Ze zijn als het ware de regisseurs in spe. Ze houden bijvoorbeeld de verhaallijn in de gaten, een treffend begin, zorgen voor vaart in het spel en voor een hoogtepunt op het juiste moment. Ze gebruiken de ruimte. Het zijn niet altijd de spelers die de sterren van de hemel spelen, maar wel degenen die voor heldere overdracht zorgen. Door dit te benoemen voelen zij zich gewaardeerd en horen ook de andere kinderen weer met welke spelregels ze rekening moeten houden.

Deze observatiewijzer geeft slechts een globale indeling van type spelers.

In bijna iedere speler kun je een specialist herkennen in één van de omschrijvingen. Zo’n typering geeft je een houvast om bewust te reageren op incidenten, initiatieven en commentaren van spelers. De ene speler heeft behoefte aan duidelijke spelregels; een ander komt goed uit de verf als het alle ruimte krijgt in de spelwereld. Sommigen voelen zich meteen thuis in de verbeelding; voor anderen is de realiteit uitdagender. Je kunt er je handen vol aan hebben, want de enthousiastelingen vragen als eerste aandacht, de verbaal sterke kinderen leggen soms een spel stil door een stortvloed aan vragen, en weer anderen geven hun spaarzame reacties soms op ongelegen momenten.

Observeren en begeleiden

Observeer altijd op afstand en laat het spel veelal aan de kinderen. De eerder beschreven typeringen zet je gericht in voor een spelopdracht. Er zijn ook andere typeringen te bedenken zoals: baasjes, loltrappers, dwarsliggers, haantje de voorste etc. Die types beïnvloeden het spel en zeker ook de voorbereiding ervan. Zie veel en hergroepeer meteen of een volgend keer. Laat ze zoveel mogelijk zelfstandig aan het werk. Op afstand zie jij niet alleen het meest, je biedt hen daarmee de ruimte om zelf inventief met een opdracht aan de gang te gaan. Jij hebt misschien sneller ideeën, maar maait daarmee zo het gras voor hun voeten weg. Hebben ze hulp nodig of zijn je tips overbodig? Jij kunt wellicht sneller probleempjes of conflictjes voor hen oplossen. Heb je dan iets opgelost of opgelegd?

Ruimte aan eigen inventiviteit

Laat kinderen zoveel mogelijk eigen inventiviteit, flexibiliteit  inzetten en elkaar onderling bijsturing geven. Ze leren er niet alleen het meest van, het geeft hen ook meer voldoening. Ze zijn zo terecht trots op hun behaald resultaat en nemen het applaus welverdiend in ontvangst. Als het je lukt ieders kwaliteiten te ontdekken en te bevestigen, voelen kinderen zich gesterkt in hun zelfvertrouwen. Spelenderwijs ontdekken zij iets van hun eigen identiteit en het is hun keus dit wel/niet ter sprake te brengen. Binnen de spelwerkelijkheid bespreek je alleen het (samen)spel en de rol na, niet het kind. Hetgeen het kind zich bewust wordt van zichzelf is voor haar zelf. Aan haar de keus haar ontdekkingen te delen met wie zij ze delen wil. Doordat je speelruimte geeft aan ieders kwaliteiten, krijgt ieder applaus en complimenten van groepsgenoten. Door deze bevestigende sfeer groeit de spelveiligheid, de speldurf en daarmee de spelkwaliteit.

Reflectievragen 

  • Onderscheid jij observeren in interpreteren?
  • Hoe minimaliseer je subjectief interpreteren?
  • Optimaliseer je jouw observatie kwaliteit?
  • Wat heb je nodig om rekening te houden met hun individuele verschillen?
  • Of kinderen met hun verschillende talenten te leiden en begeleiden in Theater gerelateerd spel?
  • Hoe volg je al observerend en interpreterend alle kinderen in hun spelontwikkeling?
  • Hoe stuur je welk type kind het best in haar leerproces?

Ubbergen, update winter 2021