Om lessen te kunnen ontwerpen bieden we hier technische handreikingen. De hele site hoopt je te inspireren tot eigenwijze eigen ontwerpen.
Alles kan immers aanleiding zijn: iets dat je ziet, hoort of leest, dat je mee maakt in een bijscholingscursus spel of amateur theatergroep. Ook wat er speelt in je groep of iets dat je wilt laten presenteren in een weekafsluiting kan je aanzetten tot eigen ontwerpen. Afhankelijk van de aanleiding tot je ontwerp start je vanuit een leerdoel of vanuit een idee waar je zelf warm voor loopt. Het is niet belangrijk waar je begint.

Lesontwerp

Doel van de les:          Wat kennen en kunnen de kinderen na deze les? Wanneer ben jij bij de presentatie van de kinderen tevreden?
Lesvoorwaarden:        Hoe zorg je voor spelplezier voor je spelers en voor jezelf? Waar vraagt de spelopdracht van de spelers? Kun je dit vragen
Lesorganisatie:            Organisatie van materiaal en ruimte.
Spelintroductie:          Verhaal /lied/muziek/filmfragment ter activering van de  verbeelding: Vandaag gaan we ……
Speltraining:               Nodig om de spelsituatie te kunnen spelen, voortvloeiend uit het  doel
Spelsituatie:                Toepassing van het getrainde in een scène of ander soort opdracht
Spelafronding:            Vraag vanuit het doel, spelers verwoorden wat ze geleerd hebben
Een volledige les, is de gewenste volgende stap als je enigszins vertrouwd bent geraakt met theater gerelateerd spel. De korte opdrachten en spelvormen in rest momenten waren vingeroefeningen, nu komt het echte spelen.

Doel van de les

Het lesdoel beschrijft niet wat kinderen gaan doen, maar wat zij erdoor lerenProbeer je voor te stellen hoe de spelsituatie  naar tevredenheid verloopt. Realiseer je wat de kinderen nodig hebben om die spelsituatie te spelen. (speltraining). Hoe activeer je het voorstellingsvermogen daarvoor? (spelintroductie). Wat gaan ze concreet spelen (spelimprovisatie en presentatie) Welke vraag stel je om hen na afloop te laten verwoorden wat ze ontdekt of gedaan hebben.(spelafronding)
Je lesdoel bepaalt je spelintroductie, speltraining, spelsituatie, je begeleiding en je afronding. Iets weten of verwoorden wil nog niet zeggen dat iemand datgene ook daadwerkelijk  realiseert in spel. Hoe maak je de opdracht technisch mogelijk? Hoe hou je rekening met mogelijkheden van deze groep in relatie tot hetgeen de opdracht vraagt. Echt iets geleerd hebben, betekent een inzicht daadwerkelijk hanteren op de spelvloer. Dat vraagt om oefening en gerichte begeleiding. Vanuit het doel volgen daarom nog andere voorbereidingsacties.

Gerichte begeleiding

Ieder spel kan meerdere doelen dienen. Of het spel jouw gekozen doel bereikt, is afhankelijk van training en begeleiding. In principe kan het spel spelkwaliteit bij spelers ontwikkelen, maar dat gaat niet vanzelf. Als het doel van een spel is: houdingsbewustzijn, dan wil jij dat kinderen zich bewust worden van lichaamstaal.  In de Spelkoffer en in de kant en klaar lessen per duo groep vind je concrete uitwerkingen. Het doel staat niet op zich, maar in een voor spelers betekenisvolle context. Kinderen willen bijvoorbeeld duidelijk maken wat er gebeurde op de kermis (tableaus) – hoe streng de agent optrad – hoe verwaand een tv sterretje was (houdingen spel) – welke nachtmerrie hen overkwam of toekomstdroom zij samen verzonnen (schimmenspel).

Doel – Opdracht of andersom

Het doel van een spel beoogt dus dat spelers zich ontwikkelen in hun zeggingskracht. Dat kan alleen als ze daadwerkelijk de behoefte daartoe voelen. Laat hen daarom zoveel mogelijk de spelinhoud bepalen. Als deze zinvol is voor hen, hebben ze meestal ook zin. Een doel vertelt jou en de spelers waarop ieder focust en hoe hoog de lat ligt. Vanuit dat doel  kies je oefeningen. Bedenk je hoe je hen begeleidt en waarop je het spel nabespreekt. Misschien werk je liever andersom. Raak je eerst enthousiast over een spelopdracht en zie je meteen wat er op de spelvloer gebeuren kan. Prima. Vraag je vervolgens wel af welke training ervoor nodig is en kies daar geschikte opdrachten voor. Bepaal welk doel je ermee nastreeft en welke besprekingsvraag eruit voortvloeit. Van doel naar opdracht of van opdracht naar doel. Beide wegen kunnen tot goede spellessen leiden.

Voorbereidingsacties.

Lesvoorwaarden

Bij een eigen les ontwerp hou je automatisch rekening met je eigen groep en hoef je hier niet extra bij stil te staan. Je weet waarom je die les op dat moment in het jaar, van de dag, van de school – de groep- of wereldsituatie gaat geven. Gebruik je suggesties van anderen, pas die dan altijd aan, zodat je ook dan spelplezier bereikt.

Lesorganisatie

Efficiënt organiseren zorgt voor voldoende spelactivi­teit. Vaak is er weinig tijd. Evenzeer is het goed om iedere dag 15 minuten iedereen op te frissen met spel. Als je tevoren kaarten kiest of  spelmogelijkheden, heb je altijd ideeën achter de hand.

Tijd:

Hoeveel tijd kun je besteden? Is er voorbereidingstijd nodig? Kunnen ze voorbereiden in eigen tijd ? Regel je tijd van optreden? Voor een volwaardige les heb je zeker 30 tot 60 minuten nodig.

Ruimte :

In het klaslokaal of is de speelzaal nodig? Kun je daar in zonder dit tevoren vast te leggen? Is het nodig dat je het lokaal verandert? Is er gevaar van overlast voor de buren, kun je dit op een ander tijdstip voorkomen?

Materiaal:

Kan het zonder materiaal? Ligt het benodigde materiaal standaard klaar? Waar haal je het vandaan? Hoe organiseer je het gebruik ervan efficiënt?

Spelintroductie

De eerste minuten zijn vaak bepalend voor een les. Als je in de roos schiet met een introductie, dan heb je de verdere les hier veel plezier van.

Speltraining

Voordat kinderen gaan spelen oefenen ze eerst , zodat het straks net echt lijkt. Het trainen plaats je veelal aan het begin van de les, vaak naar aanlei­ding van een presentatie. In de training komt aan bod hoe spelers iets kunnen spelen.

Spelsituatie

Als we spelen, gaat het ergens over. Ze raken betrokken doordat ze hun dro­men, stoere verhalen kunnen uitspelen. Doordat ze een actuele of een historische gebeurtenis naspelen. Deze betrokkenheid zorgt mede voor spel­kwaliteit.

Spelafronding

Spelers leren niet vanzelfsprekend al doende. Vaak beseffen ze pas wat ze kunnen door het te tonen en te verwoorden. Zowel het verwoorden door henzelf of  een ander alsook het herspelen, versterken het leereffect. De kijkkaarten zijn hierbij bruikbaar.

Evalueren

We geven hieronder vragen om de les te analyseren en conclu­sies te trekken voor de volgende les. Bij een lesontwerp ga je uit van de beginsituatie van je groep. Na afloop sta je stil bij het verloop ervan zodat je bij je volgend ontwerp er rekening mee houdt. Stel jezelf de vraag hoe de groep de opdracht ervaren en gewaardeerd heeft.  Neem dit mee voor je keuze van een volgend spel. Met de leerlijnen voor jouw groep in je achterhoofd kies je wat een goede volgende uitdaging is. Bijvoorbeeld: ze komen moeilijk los van nuchtere werkelijkheid en reageren nauwelijks op fantasierijke aanzetten. Fantaseren en inspelen op elkaar blijft dan hoofddoel voor volgende spelmomenten. Of het fantaseren is geen probleem en het spelplezier groot. Het echte samenspel krijgt dan meer aandacht.

Vragen per onderdeel.

De les:
In hoeverre is het doel bereikt? Bij welke spelmomenten waren de kinderen echt betrokken? Was een opdracht fout gekozen en zo ja waarom? Was de organisatie adequaat? Kwam de nabesprekingvraag aan bod?

De groep:
Was de samenstelling van subgroepjes goed gekozen? Vroegen sommigen om bijzondere aandacht ? Zijn er opmerkingen of ideeën door de kinderen geop­perd die je wilt onthouden? Sloot de opdracht voldoende aan bij ieders exploratiedrang en behoeften ?
Jijzelf:   Hoe was je eigen houding? Is je eigen leerdoel als leerkracht bereikt?

Reflectievragen 

Hoe kom je te weten welk materiaal en welke methoden
– voor handen zijn?
– geschikt zijn voor jou en je groep?
Wat heb je nodig om
– je spellessen af te stemmen op de kinderen uit jouw groep?
– rekening te houden met de eigenheid van deze groep?
– zelf een eigen les te ontwerpen?

De leerkracht en het leerplan

Als de theater specialist het voor het zeggen heeft blijft theater gerelateerd spel niet beperkt tot spelmomenten. Gaan kinderen regelmatig nieuwe uitdagingen aan in volledige lessen. Krijgt theater een volwaardige plaats in het basisonderwijs. Dit vraagt een leerplan theater als onderdeel van het totale schoolwerkplan. Hiervoor realiseer jij je eerst binnen welke schoolcultuur jij als stagiaire functioneert en hoe jij daaraan met spel een bijdrage kunt leveren. Je vraagt het team welke basisvaardigheden zij kinderen op welke manier bijbrengen. Wat zij volgens hen in een bepaalde groep kunnen en wat ze op het eind van een jaar zouden moeten kunnen. Hoe laat jij hen die mogelijkheden  ontwikkelen en met welke middelen, opdrachten? In welke regelmaat en binnen welke contexten?  Passen groepsleerkrachten het geleerde toe binnen andere lessen?

Jij als expert

Naast spellessen nodig je kunstenaars uit in de school en bezoek je jaarlijks met de kinderen een theatervoorstelling. Wil je hen regelmatig laten presenteren in schoolverband? Hoe wil je vorderingen beoordelen, vooral pedagogisch of ook hun ambachtelijke ontwikkeling?  Promoot je alleen het zelf spelen in een leerplan of ook het leren kijken naar voorstellingen? Wil je uiteindelijk per trimester in cijfers of in woorden feedback geven? Volg jij als toekomstig theater specialist bijscholing?

Informatiebronnen

Maak een keuze op maat voor losse spelmomenten en het zelf samenstellen van volledige lessen. Vakoverstijgende lessen vind je bij de duo groepen. Voor interdisciplinair werken verwijzen we naar Moet je doen.  Zorg dat jij zelf een duidelijk beeld hebt van hoe theater gerelateerd spel idealiter op een school vorm krijgt. Ga dan in gesprek met het team of met een deel ervan. Samen maken jullie keuzes en nemen beslissingen.

 Globale indicaties voor een leerplan
  • losse spelmomenten in resterende minuten of volwaardige aaneengesloten lessen
  • verzorging door de groepsleerkracht of de theater specialist van de lessen
  • wijze van beoordelen
  • aantal spel toepassingslessen door de groepsleerkracht (wekelijks korte spelmomenten, maandelijks uitgebreider, per periode een spelcompositie?)
  • alleen vakspecifieke lessen of ook interdisciplinaire kunsten?
  • jaarlijks een jeugdtheatervoorstelling per duo groep?
  • standaard maandelijks een presentatie?

Focus jaar 1-2: Hetgeen ze van nature kunnen: verbeelding en fysiek spel

We gaven de spelopdrachten een leeftijdsindicatie mee. In samenspel met jou kunnen ze in veel spelsituaties handelen alsof ze ergens anders zijn.

Focus Jaar 3-4: Verbeelding en fysiek spel, samenspel komt er nu bij.

Meespelen in een pantomime vertelling vanuit een geschikt verhaal. Samen met jou spelen in een spelcompositie. Beide doen ze graag en kunnen ze goed. De context van het verhaal geeft hen houvast en motiveert hen te spelen, veelal niet het droog technisch trainen.

Focus jaar 5-6: Honoreren en aanvullen van de eerdere elementen met vormgeving

De rode draad in het speelverhaal brengt een ontwikkeling van oorzaak – gevolg in beeld. Vanuit deze spelervaring en daarmee verworven inzicht kunnen zij een spel herhalen tijdens presentaties. Een meespelend leerkracht kan hen nog net even verder uitdagen dan zijzelf doen en/of een presentatie van binnenuit structureren. Ze kunnen samen met jou thema’s waarvoor ze interesses tonen in volwaardige spelcomposities of kleinere spelopdrachten onderzoeken. Jij als advocaat van de duivel, hulp vragende of betweter in het onderzoek, brengt hen tot dieper inzicht. Poppen, maskers, schimmen kunnen personages uit de werkelijkheid representeren. Deze strelen tegelijkertijd vaak het oog. Kinderen herhalen graag een succesvolle improvisatie om het resultaat te presenteren.

Focus jaar 7-8: Het honoreren en aanvullen van de eerdere elementen met spelinzicht

In de oudste groepen kun je alle spelvormen die we op deze site bespreken, realiseren. Spel leeft zo niet alleen,  het ondersteund het cognitieve leren met echte ervaringen.  Alle inhouden honorerend geeft spel iedere leerstof een persoonlijke ervaring mee. Het resultaat ervan presenteren kinderen graag in speelscènes, fictieve ooggetuige verklaringen, documentaires, waarin ze verworven informatie verwerkten.

We raden je aan de totale omvang vast te leggen in een leerplan. Daarin beschrijf je de streefverhouding tussen vakspecifiek, vakoverstijgend en interdisciplinair in bijvoorbeeld 30 lessen per jaar. Verdieping en uitbreiding wordt mogelijk door variaties op maat van je groep en toepassingen op actuele situaties. Richtingaanwijzer geven een indicatie voor mogelijke ontwikkeling. Ze geven aan wat mogelijk is. De interesses, het tempo en de mogelijkheden van kinderen en van jou bepalen de weg die begaanbaar is.

Reflectievragen 

  • Wat heb je nodig om een leerplan op maat van je (stage) school te ontwikkelen?

Hoe

  • ontwikkel je vanuit bestaand materiaal een rode draad voor je groep
  • ontwerp je vanuit doelstellingen en/of leerlijnen spelopdrachten?
  • breng je een leerplan theater in lijn met de visie van je (stage)school?

Ubbergen, update winter 2021