Spel binnen taalverwerving

Het verhalen vertellen is van alle tijden en alle culturen. Taalzwakke kinderen doen dit aan de hand van vertelplaten en het uitspelen van hetgeen ze niet kunnen zeggen. Anderen vullen de woorden aan. Zo ook dagen voorwerpen uit tot handelen en verlagen de speldrempel. Het daadwerkelijk spelen maken ze mogelijk en vereenvoudigen het spreken. Kinderen zijn al bezig en ongemerkt vult het spreken hun spel aan. Een verhaal uitspelen verleidt sommigen tot gemotiveerd lezen.  Laat ze als kok recepten, als agent bekeuringen, als cabaretier een tekst schrijven. Of in de werkelijkheid brieven/mails naar het hoofd van de school/de leerlingenraad/ouders, dicteren. Onze taal is zo abstract: we zien, horen, voelen vaak niet meer wat we zeggen. Wie ziet bijvoorbeeld meteen de kwakende kwakkelpoot bij het woord eend? Doordat we in begrippen vaak niet meer de betekenis herkennen is het voor taalzwakke kinderen vaak een opgave om de begrippen juist te hanteren.

Spelenderwijs

Speelhoek

Samen met kleuters een speelhoek inrichten is een speelse vorm om begrippen te leren. ‘We gaan een ziekenhuis/keuken/park maken, wie brengt me het bed/de ketel/de bank’ . Een eerste keer plaats je het gewoon, een volgend keer komen er begrippen bij. Zoals: ‘zal ik dit hier of daar zetten, ervoor of erachter, eronder of erboven’. Kinderen spelen vervolgens om de beurt in de speciaal ingerichte speelhoek gedurende de week. Jij als meespelend leerkracht in een toepasselijke rol, stelt hen vragen vanuit een ‘niet weten’. De laatste dag vertellen ze van hun spelervaringen en zorg je door je vragen dat ze bepaalde begrippen gebruiken in hun uitleg aan anderen. Speelhoeken kunnen een follow up krijgen in lokalen voor oudere groepen. We noemen ze dan decorhoek. Voor ieder thema dat zich ervoor leent, verzamelen de kinderen materialen waarmee ze kunnen handelen als laborant, secretaresse, naaister of astroloog.

Tafeldecor

Zo ook kun je in het verlengde van het poppenhuis, de winkel of de boerderij andere thema’s en omgevingen symboliseren. Met blokken, lego, mini poppetjes, doosjes en wat verder voor handen is, laat je de kinderen tafeldecors bouwen. Kinderen spelen ermee en leggen elkaar uit hoe het allemaal in zijn werk gaat. Hetgeen ze nog niet kunnen verwoorden, kunnen ze al wel laten zien. Hierdoor hebben luisteraars aan een half woord genoeg. Een tafeldecor kan ook een prima ondersteuning zijn bij een spreekbeurt voor iemand die met minder woorden en meer demonstratie iets wil verhelderen.

Prentboeken

Verzamel in de bibliotheek mooie prentboeken, waarvan je vermoedt dat de kinderen ze nog niet kennen. Laat hen in groepjes deze boeken ‘lezen’ en samen ontdekken wat er geschreven staat in beelden. Het vraagt heel gedetailleerd kijken en duidelijk elkaar kunnen uitleggen waarom het verhaal volgens hen zo verloopt. Mogen ze erna het verhaal uitspelen? Zo vraag je hen een ander keer hun favoriete prentenboek van thuis mee te brengen. Ze’ lezen’ dit voor aan de groep. De groep heeft natuurlijk vragen erover die de voorlezer alleen of samen met ‘kijkers’ zo goed mogelijk beantwoordt. Voor oudere kinderen die al kunnen lezen, neem je prentboeken uit andere landen meen. Hierdoor leren ook beeldend leren lezen ofwel met eigen woorden.

Stomme films

Als variant op prentboeken kunnen kinderen naar korte films kijken waarin een andere taal gesproken wordt. Stom dus in de zin van niet verstaanbaar voor de ander. Nadat enkele kinderen een aantal keren de film bekeken hebben, bekijken ze deze met groepsgenoten aan wie ze toelichting geven. Door houdingen, verhoudingen en stemintonaties hebben ze wellicht veel begrepen. Ze zijn verder vrij de beelden te interpreteren. Het gaat immers om het kunnen verwoorden van hetgeen ze (menen te) weten. Natuurlijk kunnen ook de echte oude stomme films hiervoor gebruikt worden.

Striptekeningen

Sommige kinderen vertellen graag hun herinneringen, ervaringen, wensen. Taalzwakke kinderen kunnen niet altijd de juiste woorden vinden, tekenen biedt dan uitkomst. Begin met de tekeningen en laat ze fonetisch tekstwolkjes schrijven. Als zij foutloos willen schrijven maak jij samen met hen van het fonetisch schrift een leesbare variant en schrijven zij je tekstwolkjes over in hun werkstuk. Mogen alle strips samen in het stripmuseum? Mogen kinderen bezoekers erin rondleiden en toelichting geven?
Mogelijkheden om taalgebruik te stimuleren zijn eindeloos, het gaat erom aanleidingen te vinden om van gedachte te wisselen. Daag hen  uit door ze te verleiden tot roddelen, overdrijven, opscheppen of  fantaseren. Vraag naar details zodat ze blijven praten. Voor onzekere kinderen is het leuk om als Grote Leugen te schmieren met Ik ben het meest onhandig van iedereen. De meeste kinderen kun je wel uitdagen tot het uitspreken van rolgedachten, innerlijke conflicten, twijfels, geheime bedoelingen.

Spelenderwijs Nederlands leren

Kinderen uit minder verbale milieus of tweetalige gezinnen leren spelenderwijs Nederlands. In spel ligt de nadruk op mondelinge vaardigheden. Laat kinderen in rol spreken terwijl ze datgene ook al spelend/handelend duidelijk mogen maken. Ze durven zo eerder en uitgebreider te spreken. Een ruime woordenschat helpt ieder kind in alle verdere lesstof, taal vormt daar immers de basis van. Natuurlijk zijn alle spelmogelijkheden zowel voor Nederlands als tweede taal, voor Engels als voor taalzwakke kinderen in te zetten.

Op de markt

Op de markt wil ieder als beste verkoper met de eer gaan strijken. Er ontstaat een levendige markt als zijzelf de koopwaar mogen kiezen, die ze aan de man moeten brengen. Er een belastingcontroleur in cognito en een kwajongen met plannen rondloopt. Spelen daagt hen uit  het woord te nemen. Geeft hen mogelijkheden begrippen om te zetten in spelbeelden. Het spreken werkt drempel verlagend, want het is niet echt en het rode potlood komt er niet aan te pas. Je formuleert een doel dat de spelvorm richt: Kinderen kunnen

  • Alles in de klas benoemen
  • Begrippen demonstreren en benoemen
  • Betekenis getrouwe woorden geven aan abstracte begrippen
  • Betekenisgetrouw begrippen hanteren in spel
  • Beelden verwoorden
  • Ervaringen verwoorden en delen ervan uitspelen waarvan ze het woord niet kennen
  • Verhalen vertellen, vragen erover beantwoorden en/of uitspelend verduidelijken
  • Grammaticale fouten ontdekken in een verhaal dat iemand vertelt

De rijkdom van spreekwoorden

Onze taal, zoals de meeste talen, is rijk aan beeldtaal, helaas klinkt er weinig van door in het hedendaags gebruik. Herkomst van spreekwoorden en gezegden is boeiend en veelzeggend. Maak kinderen vertrouwd met deze rijkdom, zodat zij de woordspelingen begrijpen, de rijkdom blijft voortbestaan en aangroeit. Bijvoorbeeld laat de beeldtaal in  strip uittekenen, in  scène uitspelen. Hou een wedstrijd tussen subgroepen, die ieder originele verhalen verzinnen rondom spreekwoorden.

Jullie spelen straks de experts.

Stuur een paar kinderen de klas uit, de anderen kiezen een beroep met verschillende invullingen van dit beroep Bijv. een boer. Bedoelen we een schapenboer, landbouwer, kippenhouder ? Wat voor handelingen passen hierbij? De kinderen komen binnen en zien verschillende beroepen na elkaar uitgebeeld. Op jouw teken stopt het spel en vertellen de kinderen van de gang welk beroep is nagespeeld. Waaraan zag je welk beroep gespeeld werd? Speel dit spel meerdere keren. Vervolgens kiest ieder een beroep uit de bordlijst waarvan jij spreekwoorden gekozen hebt en zij meer van willen weten. Ieder zoekt in mediatheek, internet, bij ouders en bekenden de nodige informatie. Na een week volgt het interview in carrousel vorm. Buiten kring speelt een beroep en laat handelend zien wie ze zijn en wat ze doen. Binnen kring speelt een journalist en interviewt. Na 3 minuten schuiven de journalisten een stoel op en interviewen de volgende.

Help de professor

Jij speelt een stuntelige professor (zorg voor een attribuut of kledingstuk zodat kinderen zien dat je in rol bent) en onderzoekt herkomst van spreekwoorden. Je geeft een paar voorbeelden en eindigt teleurgesteld. Niemand vindt dit nog interessant. Vraag de kinderen je te helpen. Vervolgens ben je weer leerkracht en vertelt hen dat je er een spel van gaat maken met experts. Verdeel de klas in groepen van vier beroepen (bijvoorbeeld boer, arts, sporter en kunstenaar). Elk groepje krijgt twee spreekwoorden. Bij elk spreekwoord bedenkt het groepje drie mogelijke verklaringen. Om de beurt vertelt ieder hoe dit spreekwoord is ontstaan. De echte herkomst vertelt degene met het passende beroep. Anderen verzinnen een herkomst dat met hun beroep te maken heeft. Ze oefenen het vertellen vanuit het beroep. Hierin klinken leeftijd en een karaktertrek door om het publiek te overtuigen.

Ra ra wie

Het publiek raadt wie de echte herkomst heeft verteld en krijgt steeds kort overlegtijd. Jij bent de spelleider en telt af . Bij 0 vertelt de publieksvertegenwoordiger wie de waarheid vertelde. Vraag diegene wat haar/hem overtuigd heeft. Daarna maakt de expert zich bekend.

Een andere keer gaan ze in subgroepen een gesprek aan. Wie het woord neemt, moet in haar mededeling een spreekwoord of gezegde verwerken. Iedereen uit het groepje kan opstaan ten teken dat zij het verhaal vervolgt of iets  toevoegt aan de gedachten uitwisseling. Om een subgroepen gesprek te houden, is veel oefening vooraf via allerlei soorten opdrachten nodig.

Proefballonnetjes

Zie duo groepen  1-2, 3-4, 5-6, 7-8. In  Spelkoffer vind je opdrachten voor korte spelmomenten en ondersteunend materiaal.

Reflectievragen voor collegiale bespreking

  • Wat voegt volgens jou spel toe aan taalonderwijs?
  • Bespreek met elkaar de mogelijke relatie tussen spel en de typeringen/leerstijlen van Kolb.
  • In welke zin zijn kinderen gebaat met spelenderwijs leren?

Spel binnen wereldoriëntatie

Start wereldoriëntatie niet vanuit het schoolse moeten weten, start vanuit vragen van het kind. Dan is betrokkenheid vaak geen issue. Vroeger was het beter zegt oma, zou dat waar zijn? Wat wil je later worden? Wil jij als burger iets nu toch wel eens weten? Als jij mocht bepalen waarheen jullie op vakantie gaan, waar ga je dan heen? Hoe kom je er, wat wil je daar bezoeken, ondernemen? Wat wil jij als consument? Mag jij bepalen wat er gemaakt wordt?
Hiermee liggen speelse invalshoeken meteen voor de hand, want in rol hebben zij het voor het zeggen. Steeds volgt standaard de vraag. Wat gaan we daarvoor onderzoeken? In subgroepjes gaan ze aan het werk en presenteren hun resultaten. Als chirurg, agent (toekomstig beroep), producent van …., reisleider, betovergrootmoeder of historicus, uitvinder, bioloog, ontdekkingsreiziger weten ze veel.

Speels spel

Als je de speelsheid benadrukt kom je terecht bij toepassingen van gezelschapspelen als memory, kwartetspel , quiz etc.  Weet wat je erft is een uitgewerkt kwartet – kwintetspel dat hedendaagse culturele rijkdom in kaart wil brengen. Zoek de speelsheid ook in theater gerelateerd spel en laat kinderen hun onderzoek in spelvorm uitwerken. Veel behandelde spelvormen zijn  toe te passen binnen onderwerpen van wereldoriëntatie. Je formuleert een doel dat deelname aan de opdracht richt:
Kinderen

  • verwerken lesstof in een spelvorm en tonen daarmee inzicht aan
  • begrijpen een verhaal of gegeven tekst  en lezen daardoor met intonatie hardop
  • spelen een realistische situatie in rollen uit
  • hanteren een conflict in een spelwerkelijkheid
  • onderzoeken gericht een uitweg in een spelconflict

Experimenteren

Opdrachtenontwerpen voor lesstof die je behandelt. Veel methoden geven  voorbeelden.  Bepaal wat er onderzocht wordt,  wie dit gaan doen en waar het zich afspeelt. Je vertelt spelers duidelijk het verleden van iedere rol en de actuele situatie waarin zij van start gaan. Het verloop van het spel is nu in handen van hen. Toeschouwers mogen (indien tevoren is afgesproken) stop roepen tijdens het spel en  een van de spelers een bruikbare tip toe te fluisteren.

  • Geef ieder een time – out en laat spelers overleggen met elkaar of met enkele adviseurs.
  • Neem zelf een rol en maak van binnenuit  de situatie complexer als ze te eenvoudig een oplossing spelen.

Hoe realistisch is deze spelwerkelijkheid? Wat willen ze onderzoeken in het kader van spelenderwijs leren. Honoreer de vijf V’s . Het gaat namelijk niet om mooi spel maar om zinvolle leerontdekkingen.

De vijf V’s van een inclusief leerproces

Verkennen van het onderwerp

Wat leeft er bij de kinderen, in welke spelcontext zet je het te onderzoeken item om, opdat het kinderen echt raakt.

Verbinden met het onderwerp.

In welke rollen kruipen ze met huid en haar, zodat ze betrokken  spelen. (zie ook verwantschap sleutel in Ludiek Leren)

Verbreden van het onderwerp

Welke informatie hebben kinderen nodig en kunnen zij ontdekken tijdens het spel om genuanceerd hun rol te spelen?\

Verwerken van spelervaringen

Hoe geven zij opgedane ontdekkingen een plaats? (kort spel, tekening, gedicht, lied, spreuk, stelling of nagesprek}.

Vertonen van het onderwerp

Laat altijd tevoren duidelijk zijn of het om het spel.(spelkwaliteit, technisch kunnen) gaat of om de knikkers (spelinhoud).

Relflectievragen

welke ontdekking heb je gedaan in het spel?
wat zou je anders willen doen als het conflict zich in de werkelijkheid voordeed?
wat wil je nog onderzoeken rondom dit conflict of dit thema?

Proefballonnetjes

In Spelkoffer vind je Weet wat je erft kwintetspel. Je vindt er ook opdrachten voor korte spelmomenten en ondersteunend materiaal.
Je vindt voorbeeldlessen in spel voor groep 1-2: Mensen trekken door het land en zoeken hun voedsel ; spel groep 3-4: Landbouwers en veeteler
spel groep 5-6: Zeestormen en handelsreizen spel groep 7-8: De Grote Industrialisatie

Collegiale bespreking
  • Wat voegt spel volgens jou toe aan de andere schoolvakken?
  • Bespreek met elkaar de mogelijke relatie tussen spel en de diverse typeringen – leerstijlen van Kolb.
  • In welke zin zijn kinderen gebaat met spelenderwijs leren?
  • Binnen welk vak zou jij als eerste spel toepassen en waarom?

Spel binnen levensoriëntatie

In het onderwijs is het nooit kunst om de kunst, altijd  kunst om de levenskunst.

Kunsteducatie  ontwikkelt een gevoel van schoonheid dat verder gaat dan de kunstproducten op zich. Kunsteducatie intensiveert het leren kijken, luisteren, voelen. Hierdoor beleven kinderen meer, verwonderen zij zich vaker en beseffen dat er variaties en mogelijkheden zijn. Doordat kunst geen absolute grenzen en wetten erkent, raken kinderen vertrouwd aan een flexibele open blik. Dit vraagt wel besef en inzicht van degene die hen inwijden in de kunsten. Ditzelfde geldt voor levensoriëntatie: verwondering over bliksem en donder, verwarring door een fikse ruzie. Onbegrip voor vreemde zaken, vragen die opborrelen, angsten die ze willen overwinnen. Het leven kent evenmin absolute grenzen en wetten. Kinderen raken , door juiste begeleiding, vertrouwd aan een flexibele open blik. Zij plaatsen fantastische opmerkingen waaruit spontane inzichten blijken en erkend worden. Intuïtieve wijsheid is voor hen toegankelijk, naarmate ze ouder worden verdwijnt dit of groeit juist verder door.

Levenskunst

Levenskunst vraag om te leven met vragen, tegenstrijdigheden en open te staan voor het onbekende. De tijd dat kerk, koning, keizer of admiraal de wet voorschreef is voorbij. Ieder is op zoek. Binnen de spelwerkelijkheid durven kinderen kwetsbaar te spelen, indien groep, leerkracht en spelopdracht hen veiligheid bieden. Kinderen spelen levensvragen uit in rol van kabouter, sfinx, de weetal, maanmannetje, eeuwige reiziger etc. In ‘de Atlas van de Belevingswereld’ worden via topografische kaarten stemmingslijnen in beeld gebracht. Er zijn rivieren, zeeën en meren, gebergtes en laagvlaktes, steden en dorpen, spoorlijnen, zandpaden, woestijnen en moerassen. De kaarten leiden je naar heel andere werelden dan de bekende atlas. Bekijk deze kaarten, nodig kinderen uit  tot associëren, fantaseren, spelen van eigen belevenissen. Laat ze een eigen route  voor bepaalde stemmingen ontwerpen. Dit kan in kringgesprek, als improvisatiespel of vrije opdracht.

Playbackspel

Playbacken is bekend als mimisch zingen en fysiek de zangeres nadoen. Bij playbackspel gaat het om het teruggeven van een waar gebeurd verhaal aan haar verteller. Het is dus geen zingen, maar spelen, naspelen van een gebeurtenis zoals de verteller het heeft meegemaakt. Dit vraagt van de verteller een helder verhaal. Van de leerkracht heldere vragen waarop de verteller  kop en staart of wel een duidelijk begin- hoogtepunt en einde geeft. De verteller wijst enkele spelers aan die iemand uit haar verhaal spelen.  Zij laten de verteller nu als toeschouwer terugkijken. Het spel verrijkt het ‘praten over’ gebeurtenissen en levenservaringen. Het leert kinderen goed te luisteren en het concentreert ervaringen tot een dramatische scène van hooguit drie minuten.

Inzicht

Playbackspel beoogt inzicht te geven in eigen belevenissen en ervaringen. Met een verhaal in spelbeelden krijgt de verteller een herinnering. Z/hij kijkt er opnieuw naar en neemt daarmee afstand,  kijkt er anders tegenaan, geniet na of verwerkt iets. Belevingswerelden tuimelen de school binnen, iedereen maakt immers van alles mee. Als je kinderen laat playbacken, geef je ze de gelegenheid met elkaar mee te leven en eigen belevenissen te verwerken. Zo komen ze tot inzicht in die ervaringen. Hou eerste keren de verhalen vrolijk, luchtig of gezellig. Naarmate een groep vertrouwder met elkaar en met jou is, komen persoon­lijke teleurstellingen, vragen en nare ervaringen vanzelf. Ter introductie vertel je eerst zelf een verhaal en laat dit zien in spel. Vervolgens speel je solo een verhaal van een kind uit en vraag je steeds of de verteller zich erin herkent. Hierdoor worden de spelregels op aanschouwelijke wijze duidelijk.

Werkwijze

De verteller vertelt helder wat z/hij heeft meegemaakt en hoe het is gebeurd. Dit vraagt inzicht in de eigen ervaring. Spelers geven het verhaal zo werkelijkheidsgetrouw mogelijk terug aan de verteller. Spelend vanuit de intenties van de verteller en niet vanuit associaties van de spelers.
Haal begin, midden en eind uit het verhaal en vraag spelers waardevrij en open te luisteren, niet zelf te verzinnen of te oordelen. Het verhaal na te spelen zonder er zelf iets bij te voegen of weg te laten.
Vraag de verteller: helder te verwoorden wat z/hij heeft meegemaakt. Een duidelijke verhaallijn van begin tot eind: hoe begon het – wat was het belangrijkste  – hoe liep het af? Wat was er voor jou zo mooi, pijnlijk, ongelooflijk, gemeen, verdrietig, verrassend was? Duidelijke beelden  die spelers vorm geven tijdens het uitspelen ervan.

Voorbereiden – naspelen – bespreken van een persoonlijk verhaal:

Zorg dat spelers voldoende helderheid hebben door een verhaal samen te vatten met: Wie, Wat. Waar en Wanneer. Het begin, midden en eind van de gebeurtenis. Vraag de verteller spelers uit de groep te kiezen: ‘wie speelt jou, wie de   en wie  Laat haar/hem de situatie waarin een en ander plaats vond, helder te beschrijven, zodat spelers weten in welke omgeving zij spelen.
Het naspelen begint met je startsignaal: ‘Oké, we gaan kijken’.  De spelers spelen  de scène tussen de dertig seconden en drie minuten. Is de herinnering teruggeven aan de verteller?
Herkent z/hij zich in het gespeelde? Als dit onvoldoende het geval is, vraag je welke wijzigingen er nodig zijn. Vaak komen dan belangrijke details naar voren, die een ander accent geven aan de herinnering. Als de interpretatie door de spelers onjuist is, heb je hierdoor een heldere basis om te corrigeren. De spelers spelen de scène opnieuw.

Nabespreken

@ wat doet het je om je ervaring zo teruggespeeld te zien?
@ heeft het spel je iets laten ontdekken?
@ kijk je nu anders tegen …. Aan of toch nog hetzelfde?
Playbacken is voor alle partijen een prima training in communicatie. Voor de verteller om volledig in het verhaal te zijn, voor de begeleider om helder samen te vatten. Voor de speler om ‘objectief’ in spel het gehoorde terug te geven en voor de toeschouwer om te begrijpen waarom de verteller het verhaal wel/niet herkent. Als het play­backspel kwaliteit heeft, leidt het tot een herbeleven van emoties en gevoelens. Tot een meebeleven hiervan door het publiek. Jonathan Fox ontwikkelde deze playback- methode in de jaren zeventig in de Verenigde Staten. Richard Courtney (zie literatuurlijst) bood hem ruimte om de methode te beschrijven in een hoofdstuk van zijn boek Drama for Therapy (volume 2, New York, 1981).

Klachtentheater

Je vraagt de spelers een klacht duidelijk in beeld te zetten: waartegen protesteren ze? Een klacht inbrenger vraagt een medespeler, die zij in het beeld zet van de veroorzaker. Z/hij zelf zet zich in het beeld van degene die de dupe is. Het meisje van wie de ouders weinig tijd voor haar hebben.  Ze vraagt twee klasgenoten of ze hen in een moeder- of vaderbeeld mag plaatsen. Zelf gaat ze er als puber bij staan. Je ziet een druk telefonerende puber die een vertrekkende moeder/vader verwijtend nakijkt. Op deze manier bieden de kinderen verscheidene klachten aan.

Werkwijze

Je kiest één klacht uit de opgenoemde kwesties, waar de hele groep mee gaat werken. Voor de uitgekozen klacht brengt de aanklager een haalbare oplossing in beeld, zoals zij zich deze wenst. De rollen zijn dezelfde, de situatie is echter veranderd: de dader handelt anders. We zien beiden in gesprek met elkaar op de bank of kokkerellend in de keuken. Als de groep vindt dat de oplossing voor de klacht realistisch is, weet ieder duo waar ze uit willen komen. Kinderen vormen duo’s en onderzoeken al improviserend, hoe bij de bevredigende afloop te komen. Ze gaan allemaal staan in het eerste beeld (de klacht). Wijs hen erop om zorgvuldig te zijn in details van houdingen en uitdrukkingen. Laat daarna het eerste beeld in beweging komen en een weg vinden naar het tweede beeld. Ze improviseren eerst non-verbaal een weg naar de oplossing.

Centrale onderzoeksvraag wie kan op welk moment de gewenste verandering inzetten?

Accepteer als begeleider geen fictieve of ideale oplossingen. Een klachtveroorzaker verandert niet vanzelf. De klachtindiener moet daarvoor zelf zorgen. Laat hen dit ontdekken door te begeleiden in consequent gedrag vanuit het eerste beeld. Realiseer je  tevoren welke aanwijzingen en ondersteuningen je kunt geven: hoe bemoedig je de klachtindiener, maar zeg je hem niet voor. Hoe help je de klachtveroorzaker rolgetrouw te spelen. Deze toepassing van beeldhouwen is een afgeleide van het standbeeldentheater van Augusto Boal. Zijn Theater der onderdrukten kreeg in Nederland een variant in het zogeheten klachtentheater.

  • Klacht helder in een beeld van veroorzaker en klacht hebbende neerzetten
  • Gewenste situatie duidelijk in beeld neerzetten
  • Vanuit beide beelden een ontwikkelingsweg richting het gewenste uitspelen
  • Benoemen wat een aanklager zelf kan ondernemen
Vragen: wie

@ kan benoemen waardoor de klacht verdween?
@ heeft wat gedaan omdat te bereiken?

Theater van de toekomst

In plaats van klachten kun je ook toekomstdromen laten uitspelen. Kinderen hebben vaak prachtige toekomstplannen en ook al wijzigen die zich jaarlijks, maandelijks of wekelijks, ze zeggen wel iets van dat moment. Dit spel over toekomstdromen en begeleidende compagnons maakt belangrijke zaken bewust. Björn Rasmussen uit Trondheim Noorwegen ontwikkelde onderstaande spelvorm voor ongemotiveerde leerlingen, spijbelaars en drop outs in het voortgezet onderwijs. Misschien voorkomt een voorproefje in groep 8  dat ze later tot een van die categorieën gaan behoren. We beschrijven hier de eenvoudige vorm. Het gaat vooral om het hanteren van hetgeen er gebeurt.

Werkwijze

Een kind die wil spelen, kiest drie anderen als alter ego’s. Deze geeft z/hij ieder een zin, die iets typerends zegt over haar/hem. Dat kan van alles zijn: ik kan opscheppen, tekenen, rekenen, lief zijn, ik ben bang van, .ik hou van .., ik doe altijd… Drie kinderen staan aan een kant van het klaslokaal. Jij vraagt het kind naar haar toekomstdroom. Je loopt samen de toekomst tegemoet naar de tegenover liggende muur. Terwijl jullie samen aan de wandel zijn tikt de tijd door, noem per stap een fase. Basisschool, middelbare school, beroepsstudie, aan het werk. Aangekomen aan de overkant staat het kind met de rug naar haar compagnons. Op teken van jou zeggen de drie kinderen om de beurt de zin die ze kregen. Daarna draait het kind zich om en wijst het kind aan wiens zin haar het meest kan helpen haar toekomstdroom waar te maken.

Dit roept wellicht veel gesprekstof op en stof tot nadenken. Andere kinderen herkennen zich min of meer in hetgeen de een droomt of de ander zegt. Je kunt de uitkomst bespreken of in drie varianten laten uitzoeken in spel wat iedere zin. Kwaliteit kan bijdragen aan iemands toekomstdroom. Herhaal het spel de komende dagen of weken. Zolang er kinderen zijn die hun toekomstdroom en compagnons erheen, willen verkennen kun je het spel herhalen. Langzamerhand zullen ze ontdekken dat de weg naar de toekomst altijd geplaveid is met eigenschappen en mogelijkheden die ze vandaag hebben. Al reflecterend kunnen ze ontdekken dat ze zelf een aardig steentje kunnen bijdragen aan het waarmaken van hun dromen.

  • van zichzelf drie kenmerkende eigenschappen in een zin verwoorden
  • een toekomstdroom verwoorden
  • ontdekken welk aandeel zijzelf hebben om een droom te verwezenlijken
Vragen: welke

@ compagnon helpt jou het meest je droom waar te maken?
@ compagnon maakt het je moeilijk?
@ nog onbekende compagnon zou je willen ontdekken?

Je kunt het theater van de toekomst vanaf groep 5-6- al spelen aan de hand van verschillende onderwerpen. Het maakt kinderen bewust wat ze willen en laat hen ontdekken dat ze een eigen aandeel kunnen leveren aan die toekomst.

Simulatiespel Brugpieper

Een simulatiespel voor de oudste groep in de laatste maanden van de basisschool biedt een goede voorbereiding op het leven straks als middelbare scholier. Voor kinderen die volgend jaar naar het voortgezet onderwijs gaan, kan dit simulatiespel een zinvolle voorbereiding bieden. De overgang van het basis- naar het voortgezet onderwijs is groot. Nieuwe klasgenootjes, het grote gebouw, het lesrooster en de wisselende leerkracht en kunnen voor aanpassingsproblemen zorgen. In dit simulatiespel boots je een dag of een week de brugklas na. Een week is lang. Het voordeel is de ervaringen ermee gebaseerd zijn op de werkelijkheid. Of zo’n langdurig spel slaagt, staat of valt met de voorbereiding. Let op de volgende aspecten .

Het lesrooster:        Een vijftig -minuten rooster met verschillende vakken gegeven door vakleerkrachten.
Docenten:                Deze worden gespeeld door de eigen leerkrachten, vaste invallers, conciërge, ouders of stagiaires. Iedereen neemt een vak waarin zijzelf geïnteresseerd is of deskundigheid in bezit, zodat de lessen ook inhoudelijk waarde hebben.
Lokalen                    Afhankelijk van de situatie op je school kies je lokalen voor het spel. Aula, kleuterspeelzaal, het handenarbeidlokaal zijn naast het eigen lokaal ook te gebruiken.
Studie-uur               Neem deze rol zelf op je, zodat je iedere dag met een evaluatie afsluit waarin de kinderen hun ervaringen uitwisselen.
Het huiswerk:         Wil de week een werkelijk beeld geven van de nabije toekomst, dan moet het huiswerk serieus opgevat worden. Dit vraagt voorbereiding.
Strafwerk:               Om dit getrouw aan de werkelijkheid toe te passen kun je bij plaatselijke scholen informeren wat hun regels zijn. Deze regels zullen deze week op jouw school gelden.

Vervolg

Middagpauze:          Veel leerlingen zullen straks overblijven, dat gebeurt dus ook in deze week. Misschien is er een ouder bereid als kantinebeheerder thee, melk en koeken te verkopen.
Agenda:                   Deze kunnen de kinderen ter voorbereiding op de week zelf maken. Als voorbeeld nemen ze die van hun grote broer of zus.
Klassenboek:          Van een schrift wordt een klassenboek gemaakt. Je legt uit hoe het functioneert.
Klasse vertegenwoordigster: Kiezen nadat je de bedoeling ervan duidelijk is.
Klasopstelling:         De klas wordt ingericht naar voorbeeld van de plaatselijke scholen voor voortgezet onderwijs. Persoonlijke spullen van de kinderen verdwijnen, misschien ook de planten.
Boekentas:              Deze kan misschien al worden aangeschaft, anders is er wel een te lenen of kan een andere tas als zodanig gebruikt worden.

Proefballonnetjes

Je vindt  les suggesties met als focus Levensoriëntatie in:
Spelgroep 1-2: De kleine prins , De kikker en de zon , Dodo de Knuffel
Spelgroep 3-4: De witte olifant,  De kleine zwarte vis,  Sneeuwwitje
Spelgroep 5-6:De Japanse steenhouwer , Jaguar de Indiaanse jager,  De dochter van de strandjutter,  Op ontdekkingsreis
Spelgroep 7-8:Appel , kers of peer ,  Rashomon, Je naam moet je verdienen, Kommittan

Je kunt spelen van andere leeftijdsgroepen ook gebruiken omdat er geen scherpe leeftijdsgrenzen te trekken zijn. Herhaling is geen probleem, voortschrijdend inzicht in eerdere ervaringen versterkt  juist hun vaardigheden. We gummen het verleden uit en spelen het gewoon opnieuw. Mooi als ze deze spelregel vaker toepassen. Juf, speler of medespeler kan altijd adviseren. ‘even gummen’. Dat is als signaal voldoende om zichzelf en elkaar een herkansing te gunnen.

Reflectievragen voor collegiale bespreking

  • Wat voegt volgens jou levensoriëntatie toe aan het schoolse leven?
  • Bespreek met elkaar de mogelijke relatie tussen spel en de meervoudige intelligenties van Gardner.
  • In welke zin zijn kinderen gebaat met spelenderwijs leren?

Voor wie meer wil beseffen  waarom spel onderwijs echt verrijkt verwijs ik naar de sites: www.ludische-pedagogie.eu

Ubbergen, update winter 2021