Als je ziet wat je weet,
hoort wat je zegt,
voelt wat de ander je aanreikt,
wordt zomaar wat improviseren
 elementair samenspel.

Lidwine Janssens

Samenspel is een essentieel omdat je vanuit je  verbeelding en met je instrument anderen van alles ‘vertelt’ en toedicht vanuit hetgeen jij ‘leest’.
Goede verstaanders hebben aan een half woord genoeg, er zijn e echter steeds minder  van door  de hectische tijdgeest waarin we snel even vergeten te Leven.
Append en multitaskend hebben we al snel een interpretatie klaar voor wat dan ook.  In een oogwenk weten we het al, al weten we er niets van, doorvoelen niet.
Spelen doe je nooit alleen, altijd met elkaar en/of voor publiek. Het erop terugkijken laat je ontdekken wat je goed aanvoelde, verkeerd interpreteerde, over het hoofd zag.

Als impressie (verbeelding) en adequate expressie (instrument) samenkomen, wordt interactie (samenspel) mogelijk.

Samenspel kun je niet ernstig genoeg nemen

Alles kan aanleiding zijn tot spel als het spelers voldoende inspireert tot spelonderzoek. Vanuit een spelintroductie, start je een training en volgt een spelsituatie. Soms start je met een spelsituatie die hen actualiteit of leerstof aanreiken. Een spelsituatie biedt ruimte aan eigen inventiviteit qua spelinhoud en spelverloop. In spelsituaties gaat het om samenspelen: ageren en reageren op de impulsen van anderen, op aangereikte mogelijkheden en eigen ideeën. Samenspelen ontwikkelt sociaal emotionele vaardigheden.

Geloven in spel

De mogelijkheden in vertellen en spelen en spelimprovisaties zijn leeftijdsloos, zolang jij de woorden vindt om opdrachten op maat van je groep duidelijk uit te leggen. Als je zelf niet in een opdracht gelooft, geef je haar beter niet. Je brengt namelijk dat ongeloof over, dat voelen kinderen feilloos aan. Kies datgene waar je zelf enthousiast van wordt en maak er je eigen variaties op. Spelen met materialen verlaagt de speldrempel en moedigt kinderen aan tot spel. Het materiaal leidt de aandacht van zowel spelers als publiek af en dat biedt ruimte aan de speler. Het materiaal ondersteunt bovendien het voorstellingsvermogen.

Samenspel vraagt

  • de scene een begin – midden – eind geven
  • rekening houden met hoe je iets zegt en/of doet,
  • stiltes mee laten spelen en de ruimtes benutten,
  • eenvoudig decor inzetten en de verkleedkist benutten.
  • muziek de bedoelingen laten ondersteunen
  • enkele lampen die de sfeer verhogen.

Als die basis er een beetje ligt, verfijn je het spel in  spelimprovisaties

  • afstemming van ieders verbeelding op elkaar
  • helder spel van iedereen
  • waarnemen wat de ander doet
  • dit tot je door laten dringen en
  • een adequate reactie geven.

Spelen met materialen

Kinderen spelen vanaf groep 1 met materialen en in een decor (de speelhoek). Als we hier spreken over spelen met voorwerpen, bedoelen we het bewust ermee handelen. Dat vragen we pas vanaf groep 5.  Spelen met materialen verlaagd de speldrempel en moedigt kinderen aan tot spel. Het materiaal leidt aandacht van zowel spelers als publiek af en dat biedt ruimte aan spelers. Het ondersteunt bovendien het voorstellingsvermogen Bespreek met hen de vragen die er geformuleerd staan, zodat ze zich bewust worden wat ze onbewust al deden.

Spelen vanuit voorwerpen (groep 5-8)

Emotiealfabet:

Ontwerp samen met kinderen een ‘emotiealfabet’ (a=aarzelen, b=bang). Laat ze vanuit een emotie hun schoen aan- of uittrekken. De stoel bij de tafel plaatsen. Hun tafel op ruimen. Het emotiealfabet op bord groeit.
Vraag:   @ waardoor werden de emoties duidelijk gespeeld?
Voorbereiding: Vraag kinderen voorwerpen te bedenken waar je mee handelt. Koffie drinken, afwassen, iets opmeten, touwtrekken, schoonmaken, eten koken, iemand schoenen aanpassen, haren verven, enzovoort.  Wie weet willen ze na deze opdracht oude voorwerpen verzamelen die op school blijven om spelhandelingen uit te voeren.

Wie en waar

Samen kiezen duo’s een voorwerp. Ieder krijgt een Wie– kaartje en samen een Waar –kaartje [zie spelkoffer: samenspel]. Ze beginnen met de handeling en laten een korte scène ontstaan. Na enkele minuten zet je het spel stop en vraag je hen met elkaar in gesprek te gaan. Wat bewaren ze  en wat willen ze een tweede keer weglaten?
Vraag: @welke voorwerpen inspireerden sterk en waardoor kwam dat? @ boeide een spel en waardoor kwam dat?
Je kiest een doel dat training en begeleiding richt: 1. Kinderen laten in tweetallen een korte scene  ontstaan door vanuit rol het voorwerp te hanteren. 2. Voeren ieder voor zich handelingen vanuit een emotie.  3. Handelen in tweetallen vanuit twee tegengestelde emoties in een scene. 4. Verzinnen vanuit een schoen of bril een personage.  5. Roepen de schoen als personage tot leven  in het stoelentheater.

Vervolgspel   |

De duo’s herspelen het spel vanuit hun afspraken hierover. Ze voegen nieuwe dingen toe waarvan ze vermoeden dat die het spel verbeteren. Je vraagt hen weer even samen te bespreken wat ze bewaren of weglaten. Laat hen overleggen of ze iets willen toevoegen dat het spel spannender maakt. Bijvoorbeeld door de ander een geheimpje te ontfutselen, te beschuldigen of iets te vragen dat de ander moeilijk kan geven.
Tegengestelde emoties:
Vraag kinderen twee tegengestelde emoties (aarzelend – kordaat) [ zie spelkoffer: samenspel] te kiezen die passen bij hun eerder gespeelde spanning. Bijvoorbeeld: twee schoolvriendinnen wassen samen af tijdens een schoolreünie en halen leuke (vrolijk) en minder leuke (chagrijnig) herinneringen op van destijds.
Applaus:                 De kinderen die aan het eind van de week een van hun spelen willen laten zien, treden nu op.
Vraag:  @Waaraan was te zien wie ze waren? @Waardoor was het spannend?   

Schoenen in het stoelentheater (groep 6-8)

Je hebt in de kring allerlei schoeisel liggen, genoeg voor iedereen: laarzen, klompen, hoge hakken, slippers, pantoffels, skischoenen, babyschoentjes, enzovoort. Ieder kiest er een uit en bedenkt wat voor personage de schoen draagt. Vervolgens kiezen ze iemand uit die een heel andere schoen heeft. Samen gaan ze naar hun stoelen en plaatsen deze met de zitvlakken tegen elkaar. De stoelen zijn nu hun theater en de schoenen hun rollen die een samenspraak houden. Blote voeten mogen meespelen als ze meer rollen nodig hebben voor hun verhaal.
Vraag: Welke schoen is ‘schoengetrouw’ gebruikt, ofwel bleef qua karakter, rol of emotie herkenbaar in de laars, de hoge hak?

Variant voor optredens

Tussen beide leuningen bevestig je aan de bovenkant een doek, waardoor een poppentheater met achterdoek ontstaat. Schoenen kunnen op en af gaan. Kinderen schilderen er een decor op. Gehandschoende of beschilderde handen spelen mee. (zie Guido Daniele’s werk). Muziek en belichting ter ondersteuning. Een keuze uit eerder gespeelde dialogen krijgt nu een heus publiek.
Vraag: @ Wat boeide en waardoor kwam dat? @ Welke schoen is ‘schoen getrouw’ gebruikt ofwel bleef qua karakter/rol/emotie herkenbaar in de laars, de hoge hak? 

Spelen vanuit kostuums

Vraag ouders jaarlijks typerende kleding waarmee je de schoolvoorraad van de verkleedkist aanvult. Beschrijf wat je zoekt zodat je niet om komt in de berg wegwerpkleding.
Je stalt hoeden, brillen en sjaals uit: zowel nieuw en versleten, duur en goedkoop, modieus en ouderwets zijn vertegenwoordigd. Ieder kiest een kledingstuk en gaat ermee lopen: wat voor iemand is deze brildrager, vrouw onder de sluier, man met de hoed?

Hoe

Loop je zwaar- licht, snel- traag, kijk je anderen aan of juist niet, groet je anderen, loop je trots, verlegen, bang? Wie ben je, wat doe je, waar ga je nu naar toe? Zoek  even een (fictieve) spiegel: zie je er goed uit zo? Zit alles netjes of interesseert dat je niet? Dan ga je op stap. Wie kom je onderweg tegen? Hoe spreek je die ander aan, blijf je veraf of kom je dichtbij? Hoe klinkt je stem?  Door iets anders aan te hebben, als is het minimaal (petje, hoedje, das, jasschort), zijn ze iemand anders en spelen ze eerder vrijuit.

Doelgericht

Kies een doel dat training en begeleiding richt. 1. Kinderen verzinnen vanuit een kledingstuk een personage. 2 Laten een korte scene  ontstaan door vanuit het kostuum te reageren op elkaar. 3. Nemen ieder voor zich vanuit het kostuum typerende houdingen aan en, bewegen, handelen. 4.Handelen in tweetallen vanuit twee tegengestelde kostuums  in een scene

Vraag: @ welke kostuums inspireerden sterk en waardoor kwam dat? @ waardoor werden de types duidelijk (houding, beweging, handeling) gespeeld? @ zijn ze ‘kostuum getrouw’ gebruikt? @ waardoor boeide welk spel? @Wat is het verschil tussen een type en een rol?

Spelen in decor (groep 2-5)

Kinderen maken in subgroepjes een decor voor een onderwerp of situatie. Ze associëren er verhaal en personages bij. In een begin – midden – en eindtableau  wordt de rode draad voor ieder helder. Ze spelen nu vanuit het eerste tableau naar het laatste en zorgen dat de spanningslijn de toeschouwers straks boeit. Je kiest een doel dat training en begeleiding richt. 1. Een herkenbaar decor maken. 2. Een duidelijk verhaal met een begin – hoogtepunt en eind. 3. Voor ieder een toepasselijke rol bedenken. 4. Het begin – midden en eind in spelbeelden vastleggen. 4. De spanningslijn laten oplopen tot het hoogtepunt. 5. Een vlot einde aan de scene spelen.
Vraag: @ Waaraan was duidelijk te zien waar we waren. @ Stonden er overbodige zaken in het decor? @ Waren de rollen goed gekozen? @ was begin – hoogtepunt – einde duidelijk? @ Waardoor was het spannend voor het publiek?

Spelen in decor (Groep 5-8)

Voor een ander

Ieder subgroepje maakt een decor voor een ander groepje, met tafels, stoelen, lappen en wat verder voorhanden is in het lokaal. Wat het decor voorstelt, blijft geheim voor de anderen. De eerder verzamelde voorwerpen kunnen  erin geplaatst. Samen gaan ze ervoor zitten en bekijken of alles goed staat, niet te veel, kan het nog duidelijker? Ze brengen een voor een veranderingen aan in stilte en mogen eerdere veranderingen weer wijzigen. Totdat ieder tevreden is. Ze onthouden goed wat ze waar geplaatst hebben, zodat ze het de volgende keer meteen klaar kunnen zetten. Ieder zwijgt als het graf over de betekenis van het decor om elkaar het spelplezier niet te ontnemen.

Doorschuiven

Ieder subgroepje schuift een decor op (in klokrichting) en benoemt wat het volgens hen voorstelt. Ze maken er een tableau in, waarmee ze duidelijk maken dat ze begrijpen waar ze zijn. De groepjes blijven in het eigen decor staan, de leerkracht zorgt ervoor dat alle tableaus door iedereen even gezien zijn. Ieder subgroepje onthoudt speciaal het tableau van het voor dat groepje volgende decor (in klokrichting) en schuift ernaar op. Ieder zwijgt als het graf over de betekenis van het decor om elkaar het spelplezier niet te ontnemen.

Tableaus in decor 

Vanuit het eerste tableau maken ze twee tableaus die laten zien hoe de eerste momentopname zich verder ontwikkelt. Hierbij maken ze gebruik van aanwezige voorwerpen. De groepjes lopen nu met de leerkracht mee langs alle decors en om de beurt laat een groepje de drie tableaus zien. Voordat een groepje in een tableau gaat staan, zegt de leerkracht: ‘Ogen dicht.’ Als het tableau klaar is, zegt ze: ‘Klik’ (alsof ze een foto maakt) en doen kijkers hun ogen open. Als in ieder decor de drie tableaus gezien zijn, schuift ieder weer een decor verder. Ieder zwijgt als het graf over de betekenis van de fotoserie in het decor, maar het gonst al van de gissingen tussen hen die het niet weten.

Spelen vanuit tableaus

Vanuit de drie tableaus die gezien zijn, neemt ieder een rol (misschien vervalt er een of komt er een bij) en spelen de kinderen het ‘fotoverhaal’  een keer gewoon uit. Vervolgens herspelen ze het verhaal en komen er  details bij die mogelijk zijn. Die maken het verhaal interessanter of spannender. Soms kunnen foto’s heel anders geïnterpreteerd worden dan ieder als eerste associatie had.
Applaus : De kinderen die aan het eind van de week  hun spel willen laten zien, treden nu op.
Vragen:  @ Welke verschillen waren er tussen decor, foto en spelinterpretatie? @ Waardoor zijn die ontstaan? Meerdere interpretaties zijn mogelijk.

Allemaal tegelijk spelen: ieder voor zich

Ieder kind kiest een  ruimte in de speelzaal met tussen iedereen een meter afstand. Begin met een verhalende inleiding die hen op een spelspoor zet. Geef hun daarna tijd en ruimte om naar eigen voorkeur verder non verbaal te spelen. Spelen is hier eigenlijk een soort lijfelijk vertellen aan zichzelf zonder woorden. Laat ieders verbeelding werken, stimuleer actie door af en toe iets te zeggen dat hen inspireert en ondersteunt vanuit je observatie. Laat associaties vooral aan henzelf, bouw deze uit en wijs hen op mogelijkheden van doorspelen op een ingeslagen weg.  Jij als begeleider bent eigenlijk de grote raamverteller die alle individuele verhalen mogelijk maakt.

Doelgericht

Je kiest een doel dat training en begeleiding richt: 1. Kinderen houden de aandacht bij zichzelf en  creëren een eigen spel. 2. Associëren  vrijuit  op aangereikte verbeelding. 3. Spelen door terwijl nieuwe informatie gegeven wordt. 4. Hanteren de vrijheid om deze nieuwe informatie wel/niet te gebruiken in het eigen spel. 5. Kijken vanuit rol – op de eigen plek blijvend,  naar het spel van anderen indien ze inspiratie nodig hebben om door te spelen . 6. Spelen alleen 10 (20-30) minuten door en roepen spelwerelden voor zichzelf tot leven .
Vragen:  @ waar ben je geweest in je spel? – wat gebeurde er? @ waardoor kwam je spel wel/niet op gang? @ hoe heb je ideeën van anderen voor je eigen spel gebruikt? @ wat heb je vandaag ontdekt?

Ontmoetingen (groep 5-8)

Iedereen loopt over straat op weg naar werk, winkel, kerk, vriend, feest, begrafenis of afspraak vanuit een gekozen rol. Terwijl ze rondlopen in rol geef je af en toe een aanwijzing. Je  kent veel mensen – niemand – velen kijk je niet aan – sommigen wel – met een enkeling maak je een praatje. Dan onverwacht een bekende aan wie je echt even iets wilt vertellen.
Vragen:  @Waardoor werd je rol meer een personage? @Wat is het verschil tussen typetjes (clichés), rollen (globaal) en personages (details: persoonlijke kenmerken, eigenschappen)? @Wele speel je liever en waarom?
Als verbeelding en voorstellingsvermogen stromen, spelen kinderen eindeloos. Soms alleen voor zichzelf. Als ze genieten en kijkers geboeid blijven, laat hen dan even. Vraag het publiek erna wat er duidelijk overkwam en hoe spelers helderder spelen. Door zelf kort mee te spelen met een ‘voorbijgaande rol’ schep je ook tijdens het spelen helderheid.

Als jij verzint, speel ik wel (groep 5-8)

Kinderen spelen tegelijk in viertallen in de speelzaal. Twee spelen, twee anderen spreken de rollen. De sprekers bepalen eerst waarover het spel gaat. Ze zetten zo het  verhaal enigszins naar hun hand. Voorwaarde is dat sprekers en spelers elkaar volgen en het ( non) -verbale ‘meenemen’. Alle vier beïnvloeden zij het spel.  Je kiest een doel dat training en begeleiding richt: 1. Kinderen  spelen vanuit een spelgegeven onvoorbereid. 2. Bepalen  als sprekers hoe de scene verloopt. 3. Spelers bepalen hoe de scene verloopt. 4. Spelen  non verbaal door  als sprekers even niets weten te zeggen. 5. Bieden alle vier voldoende rust en stiltes.6. Balanceren samen op de ontwikkelingslijn.
Vragen: @ waardoor kwam jullie spel wel/niet op gang? @ welke begin/einde/middenstuk was waardoor sterk? (niet kabbelend, onverwacht) @ waardoor was het spannend? @ benoem het moment dat hoogtepunt was van die spanning? @ hoe kunnen ze dat nog spannender spelen?

Spelen vanuit spelkaartjes (groep 5-8)

Wat

Ieder viertal kiest een Wat- kaartje( zie spelkoffer: samenspel) : schoonmaken, op avontuur, schoolblijven, de grootste blunder en kiest daarbij twee passende rollen. Ze spreken af wie de stem voor wie zal zijn. De twee spelers gaan naar hun spelplek, de twee sprekers zitten voor hen. De spelers beginnen en bewegen binnen de afgesproken spelwerkelijkheid.  Ze sjouwen bijvoorbeeld met een grote kast of verhuisdozen. De twee sprekers kijken en spreken voor een van beide rollen op momenten die zij zelf bepalen. Als zij niets zeggen, spelen de anderen in stilte door.  Na twee minuten wisselen de taken en spelen ze de situatie nogmaals. Ze bespreken wat er goed ging, wat hen op ideeën bracht, hoe ze nog beter op elkaar kunnen inspelen.

Wat

Variant: andere spelinhoud. Kinderen kiezen steeds een ander Wat kaartje en laten verschillende spelsituaties ontstaan. Ze bespreken welke spelsituatie ze het interessants vinden om voor anderen opnieuw te spelen. Ze geven elkaar tips hoe die situatie sterker kan. Bijvoorbeeld: ‘Was het een goed begin, spannend midden, vlot einde?’
Kinderen spelen het gekozen spel twee keer. Ze leggen vast welke zinnen, handelingen, houdingen  behouden blijven bij het optreden. De groepjes treden voor elkaar op en krijgen te horen wat boeiend was.
Vraag:  @ Welke rollen zijn waardoor duidelijk gespeeld? @ Waardoor was begin, einde, middenstuk sterk (niet kabbelend, vertragend, onverwacht, verfrissend, nieuwsgierig makend)?

Meerdere Wie ‘s

Aan het eerdere spel worden twee rollen toegevoegd: ieder spreekt nu zelf. Het spel verloopt waarschijnlijk anders. De rode draad van het vorige spel geeft hen houvast. Hiervan afwijken en ergens anders uitkomen, houdt het spannend voor iedereen.
Vraag: @ Waardoor was het spannend? @ Welke moment was het hoogtepunt van die spanning? @Hoe kunnen ze dat moment nog spannender spelen?
Applaus : De kinderen die aan het eind van de week een van hun spelen willen laten zien, treden nu op.  

Drie op de bank  (groep 4-8) spelen  voor de vuist weg een situatie uit.

Kies een doel dat training en begeleiding richt: 1. Kinderen boeien het publiek boeien. 2 Vertellen een helder verhaal met kop en staart of laten het verhaal spannend en/of verrassend verlopen. 3 Onderbreken het vertellen op spannende momenten door stil spel.  4. Gaan op een juist vertelmoment van een ander in om vanuit aansluiting daarop hun eigen verhaal verder te vertellen.
Drie mensen zitten op een bankje in het park en vertellen los van elkaar over iets dat ze hebben meegemaakt. Ze vertellen alle drie een verhaal, deze staan los van elkaar. Op een bepaald moment besluit iemand dat ze wel genoeg verteld heeft en gaat over tot handelen: de eendjes voeren, de krant lezen of haar lunch eten. Op zo’n moment komt een ander aan het woord. Ieder probeert haar eigen verhaal volledig verteld te krijgen, maar beide anderen doen daarvoor even hard hun best. Tot slot handelen en vertellen ze allemaal hun eigen verhaal.
Vraag:  @ Wie krijgt waarom de meeste aandacht en kan haar verhaal afmaken?

Emotioneel 

Drie mensen zitten op een bankje in de wachtkamer van de dokter en vertellen los van elkaar over hun ziekte en kwaaltjes. De een wil nog meer medelijden dan de ander. De volgende is echt het zieligst van allemaal. De derde is zenuwachtig voor de dokter. Af en toe rommelt de een in haar tas, stopt de ander een pijp en haalt de derde steeds het verband los en maakt het opnieuw vast. Elkaar afwisselend als iemand van hen het woord ‘ziek’ zegt. Ze herhalen het woord en gaan verder met hun eigen verhaal. Ieder probeert de meeste aandacht van de anderen te krijgen.
Vraag: @ Met wie krijgt het publiek het meeste medelijden?

Vliegen we nog?

Drie mensen zitten op een bankje op het vliegveld, klaar om de grote reis te beginnen. Ze vertellen elkaar waar ze naartoe gaan, wat ze hebben meegenomen en van plan zijn te gaan doen. Waar ze zullen overnachten. De een controleert steeds of ze haar paspoort, portemonnee en mobieltje wel bij zich heeft. De ander houdt voortdurend in de gaten of er geen vluchtwijzigingen komen. De derde leest doodgemoedereerd een roman zodra ze niet door anderen gestoord wordt. Na twee à drie minuten roept het publiek welke bestemming nu mag inchecken en beslist daarmee wie uit het spel gaat.
Vraag:  @Waardoor bleef de laatste zo lang in het spel?

Wat ik nu toch heb meegemaakt

Drie mensen zitten op een bankje op het plein voor de moskee, de bank, het museum, enzovoort, en vertellen elkaar waar ze zojuist zijn geweest. Ze hebben iets eigenaardigs meegemaakt, waarover ze de anderen willen vertellen. In het begin geven ze elkaar een beetje de tijd, zodat iedereen een stuk van haar verhaal kan vertellen. Daarna mogen ze elkaar ook het woord ontnemen door de aandacht van het publiek te vragen voor het eigen verhaal. Beide anderen proberen de aandacht terug te winnen door hun handelen, staan, bewegen. Zodra ze kunnen, nemen ze weer het woord.
Vraag: @ Welk verhaal komt op een hoogtepunt en waardoor lukt het die verteller?

Vanuit het niets

Welk van de eerdere bankspelen willen ze opnieuw spelen met andere spelers? Iemand begint een verhaal te vertellen en beide anderen interrumperen op momenten dat ze een mooie aanvulling, een vreemde wending, een verrassend slot kunnen toevoegen.
Vraag:  @ Welke momenten waren echt interessant, verrassend en waardoor kwam dat?
Vervolg welk bankspel willen ze opnieuw spelen met  onverwachte interrupties van het publiek? Iemand begint een verhaal te vertellen. Op het moment dat iemand uit het publiek een woord roept (bijvoorbeeld: ‘paard’, ‘fietsbel’, ‘deurknop’), moet dit onmiddellijk verwerkt worden. Degene die doorvertelt zet het verhaal voort en verweeft het woord uit het publiek er meteen in.
Vraag:  @Welke woord werd op een juist moment ingebracht en zorgde voor een verrassende wending, en waardoor kwam dat?

Geëerd publiek

Welke verhalen uit de serie willen jullie uitspelen? Evenveel groepjes als er verhalen gekozen worden en ieder krijgt tien minuten om het spel voor te bereiden.
Vragen:  @Was er een verhaal boeiender dan het spel? Waardoor kwam dat? @ Was het spel boeiender dan het verhaal? Waardoor kwam dat?

Ubbergen, update winter 2021