Nothing is more relevant than to know what is irrelevant.
Dorothy Heathcote

Presenteren richt zich op anderen buiten je eigen bubbel. Zolang een groep samenspeelt rekent ieder op goede verstaanders en stemmenzij zich  af op elkaar. Als je ook buitenstaanders iets wil meedelen, vraagt dat ook afstemming onderling van rollen, tekst, decor, kostuums en attributen, zodat een presentatie als uit een mond spreekt tot andere schoolgroepen, (groot)ouders en bevriend publiek. De presentatie probeert de aandacht te vangen en vast te houden. Dat vraagt zo het een en ander.

Niet altijd is er tijd om te presenteren, zo af en toe mogen de kinderen aandacht en applaus vragen voor hetgeen zij al repeterend tot een mooie scene hebben gemaakt. Bij presentaties gaat het om overdrachtskwaliteit: verhelder ik in spelbeelden wat ik woordelijk meen te weten? Is het duidelijk voor wie de speelscene niet kent? Komt over wat we willen tonen? Dit doet niet alleen een beroep op ieders creativiteit, ook hun cognitieve vermogens worden erin betrokken. Spelpresentaties vragen vaardigheden en inzicht in vormgeving.

De vijf W’s

Hoe geef je de bekende vijf W’s waarmee je een verhaal of tekst analyseert in een een scene vorm? De vijf W’s samen creëren een spelwerkelijkheid:
Wie spelen erin mee?  Rollen, typen en personages
Wat gebeurt er? De tekst – het plot
Waar speelt het zich af?   Mise-en-scène
Wanneer speelt het zich af?   Het fictieve tijdsverloop
Waardoor gebeurt het? Spelmotieven en spelspanning
Met de antwoorden stelt ieder zich voor wat ze gaan spelen. In alle opdrachten zijn de 5 W’s impliciet aanwezig. Rollen (Wie) geven niet de gewone dagelijkse gang van een persoon weer, ze intensiveren deze tot het meest typerende. De situatie (Waar) versterkt en beïnvloedt de actie evenals de geïntensiveerde tijd (Wanneer). Alledaagse werkelijkheid (Wat) wordt uitvergroot in een spelwerkelijkheid. Speeltijd concentreert het spel tot cruciale momenten. Het geheel wil toeschouwers vermaken, informeren, verleiden of …. (het Waarom).

Drie van de 5 W’s voor de beginnend speler

Wie

Het spelen van een rol leidt tot theater gerelateerd spel. We spreken van een type, wanneer de rol slechts in grote lijnen geschetst wordt en zich niet tot een volledige persoonlijkheid ontwikkelt. Bijvoorbeeld de vrek of de vreemdeling. We spreken van een personage wanneer de rol een persoonlijkheid is, die haar intenties en emoties in kwetsbare momenten toont aan medespelers en publiek. Denk bijvoorbeeld aan de angstige vrek of de behulpzame vreemdeling. Als kinderen elkaars rol interviewen, komt het leven voorafgaand aan het spelmoment in beeld. Ze kunnen een plakboek van hun rol maken, waardoor rollen levensechter worden. Het materiaal versterkt de rolinleving.
Hoe help jij hen een rol al handelend en sprekend duidelijk te spelen?
Vraag voor spelers en publiek @ waardoor werd de rol duidelijk? @ hoe kreeg de rol non- verbaal en verbaal kenmerkend vorm? @ waardoor werd status, karaktertrek, leeftijd, stemming, motief duidelijk?

Waar

Alle ruimtes zijn in hetzelfde spellokaal of op de spelvloer te suggereren. Het vraagt minimaal een bewust gebruik van de ruimte door de spelers, en maximaal een ondersteunend decor, attributen, belichting en geluid. Spelers kunnen zich van alles voorstellen en daarmee rekening houden in hun spel. Concreet materiaal ondersteunt hun spel en verheldert de spelwerkelijkheid voor toeschouwers. Alle materiaal kan dienen alsof het iets anders is. Daarmee kun je de speelruimte letterlijk op de speelvloer afbakenen en vormgeven. Zorg dat er niets in het speelveld staat dat geen betekenis heeft in de spelwerkelijkheid. Hoe help jij hen om de omgeving al handelend mee te laten spelen?
Vraag voor spelers en publiek: @ waardoor werd de plaats van handeling duidelijk? @ kreeg de plaats van handeling in spel kenmerkend vorm? @ hoe speelde de plaats van handeling mee in de spelsituaties?

Wat

Ieder thema of onderwerp kan aan de orde komen in een improvisatie of toneeltekst. Het verloop van het spel geeft een ontwikkeling weer van een situatie waarin zich complicaties opstapelen. Ze laat zien hoe alles zich ontlaadt in een climax. Handelingen uitstellen is een hele kunst, evenals het laten vallen van stiltes tussen zinnen.  Daarmee komt duidelijker over wat er nu eigenlijk aan de hand is in de scene. Kinderen  wijzen op de waarde van niets doen of zeggen is belangrijk. Hoe laat jij spelers een duidelijk begin – verloop met hoogtepunt en vlot einde spelen?
Vraag voor spelers en publiek @ waardoor werd de spelinhoud duidelijk? @ werd begin, hoogtepunt en einde duidelijk? @ hoe verliep de spanningslijn? @ welke functie hadden stiltemomenten?

+ De laatste twee W’s voor de gevorderde spelers

Wanneer

Op welke moment van dag, jaar, eeuw speelt het zich af. Hoeveel tijd verstrijkt er tussen begin en einde? Is het van belang te bepalen wanneer de gebeurtenis plaatsvindt of heeft dit er nauwelijks invloed op? Het vraagt inzicht en training om kinderen tijd mee laten spelen in hun scene zonder letterlijk te zeggen hoe laat het is. Geeuwen, wachten, moeilijk kunnen zien, tijdnood hebben, tijdsdruk opvoeren en handelingen die tijdgebonden.
Hoe laat jij je spelers het verloop van de tijd spelen?
Vraag voor spelers en publiek @ waardoor werd duidelijk wanneer het spel zich afspeelde? @ hoe beïnvloedde de fictieve speltijd het spel?

Waarom

Waarom iets gebeurt in een scène wordt bepaald door rolmotieven en intenties. Deze ontstaan in het verloop van de improvisatie of tijdens het schrijven van verhaal – toneeltekst. Ze kleuren de wijze van spelen, zorgen voor spelspanning tussen rollen en tijdens het spelverloop. De optelsom van rollen, handelingen en tekst geven de bedoeling weer: daarom spelen we. Deze onderliggende motieven moeten de spelers duidelijk zijn. Het nabespreken van improvisaties, het zorgvuldig lezen van een tekst. Hiermee ontdekken kinderen waarom personages doen zoals ze doen. Waardoor de ene rolactie de andere rol reactie oproept. Ze kunnen daardoor gerichte rolacties ondernemen.
Hoe laat jij hen de onderliggende motieven voor de personages ontdekken en uitspelen?
Vraag voor spelers en publiek: hoe
@ werden de rolmotieven en drijfveren duidelijk?
@ beïnvloeden rolmotieven en drijfveren de spelspanning?
@ hoe beïnvloeden beide de aandacht en betrokkenheid van het publiek?

Spelen vanuit rollen die uitgroeien tot personages

Schetsen ze door spel  zeer gedetailleerd een karakter? Volstaan ze met vage contouren? Of beperken ze zich zelfs tot clichés?  Deze laatste bevestigen veelal bestaande vooroordelen (bijvoorbeeld een oma is oud en loopt krom, nieuwe Nederlanders spreken gebrekkig Nederlands). Clichés verdienen daarom geen aanbeveling. Al spelende ontdek je of het voorstellingsvermogen voldoende voedend is. Of expressieve vaardigheden toereikend zijn om ze communicatief in te zetten. Als het spel van de een onduidelijk is voor de ander, spelen ze niet samen.
Richt doel, spelopdracht en begeleiding steeds op een aspect. Er komt veel  aan bod, zorg dat er per keer gericht getraind wordt  zodat spelkwaliteit groeit. Laat daarnaast kinderen vrijuit spelen en vanuit eigen associaties, impulsen reageren in de spelsituatie.

Rol aspecten

  • Personage onderzoek: Kinderen experimenteren met verschillende houdingen en gezichtsuitdrukkingen, bewegingen en stemgebruik van hun rol. Als spelers de spelwereld herkenbaar realiseren, kunnen ze echt samenspelen.
  • Spelen met een rolgeheim dat voor medespelers ook echt geheim blijft tot het moment dat de rol in het spel ermee komt. Dit verhoogt spanning en spelplezier. Spelers dagen elkaar ermee uit echt te improviseren.
  • Samenspelen dat er ook stiltes Hierdoor krijgt een spelgegeven een extra lading . Het maakt de spelwerkelijkheid spannender  en daagt medespelers uit non verbaal in rol te reageren.

Spelen met geheimen (groep 7-8)

Kinderen kiezen in subgroepjes van drie: Waar, Wie en Wat. Ze bespreken hoe hun scène ongeveer zal verlopen. Bijvoorbeeld:  Samen op reis –  koffers pakken. Sleutels bij de buren –  paspoorten controleren – planten water geven. Daarna bedenkt ieder alleen wat ze toevoegen aan hun rol om iets onverwachts in het spel te laten gebeuren. Ik verpot de plant echt nu nog, die overleeft het anders niet; Mijn paspoort is verlopen. Ik wil eigenlijk helemaal niet mee. Kinderen spelen hun spel, ieder brengt een geheim in. Ieder probeert het spel verder te spelen zoals besproken. Daarna bespreken ze of het spel er interessanter door werd, hoe het onverwachter of spannender kan. Ze herspelen het spel.
Vervolg:        Ieder groepje bespreekt welke toevoegingen ze behouden in hun spel, of nieuwe geheimen mogen.
Applaus:       Kinderen treden aan het eind van de week ermee op.
Vraag:@ Welke stemming ging overheersen? @Waardoor kwam dat?

Acteren vraagt om actie en stiltemomenten (groep 6-8)

In subgroepjes kiezen kinderen een situatie waarin ze veel kunnen handelen (bouwen, tuinieren, verhuizen, douchen na de sportwedstrijd, dieren voeren, straat vegen, danspasjes instuderen). Zij bepalen voor ieder een rol en een voorwerp dat voorradig is.
Ieder subgroepje krijgt een plek toegewezen: de vier hoeken en een in het midden. Bij hun handeling kiezen ze een stemming die het handelen beïnvloedt.  Een eerste keer spelen ze hun spel en bespreken welke intentie ze als groep hebben: ijverig zijn, in het geheim werken, automatisch handelen, overwinning vieren.  Wie kan welke stemming direct duidelijk in spel verwerken?  Ze geven elkaar tips (vertragen, versnellen, scherper, ronder, robotachtig, steeds afwisselen met rondkijken, enzovoort).

Sfeer van de scène

Tijdens het herspelen wordt de sfeer van de spelsituatie duidelijker in het handelen, de houding en de bewegingen. Ze spelen hun spel weer en bespreken het op onderlinge samenhang. Hoe kunnen ze ieders actie beter op elkaar afstemmen, zodat het één geheel wordt en de intentie duidelijk overkomt?  Samen bedenken ze welke momenten in het spel, stil spel kunnen zijn. Hierdoor kan de stilte haar werk doen om sfeer duidelijker over te brengen.
Kinderen herspelen het spel nog eens en laten de spanning voelen, de lach naklinken. De verwachting aangroeien, de feestvreugde besmettelijk zijn. Iedere speler laat zich beïnvloeden door de overheersende stemming en reageert van daaruit op de anderen.
Applaus: De kinderen die aan het eind van de week een van hun spelen willen laten zien, treden nu op.
Vraag @Welke stemming ging overheersen en waardoor kwam dat? 

Auditie doen (groep 7-8)

Je vertelt hen in rol van filmproducer dat je een film gaat maken en samen met hen een verhaal wilt verzinnen. Waar moet de film overgaan, wie komen erin voor, waar speelt het zich af, hoe kan het spannend worden? Nadat er een schets van een scenario is, zeg je dat de film al improviserend zal ontstaan. Je gaat dus eerst op zoek naar acteurs en actrices. Een jury moet je daarbij assisteren. Wie wordt waarom aangenomen? Kinderen die auditie doen krijgen even tijd om een act van een minuut te laten zien. Daarin voeren ze om de beurt een handeling uit en zeggen enkele zinnen. Met een groepje experts als jury bespreek je waar ze op letten. Natuurlijk lopen er  ook een fotograaf, secretaresse, grimeur, regieassistent, koffiemeneer. rond. Ieder in de groep heeft een rol.
Vraag: @De jury benoemt waardoor welke handelingen duidelijk herkenbaar waren.

Door naar de tweede ronde

Spelers laten zien wie ze zijn: de lenige cowboy die …, de onbevreesde parachutespringer die …, de zeer minutieus werkende archeologe die …
De jury benoemt waardoor de cowboy, de archeologe overtuigt.
Voor ieder een derde ronde Naast een handeling, een type met karaktertrek spelen ze de stemming op dat moment. De cowboy gaat flierefluitend door het leven, de archeologe is zeer zorgelijk, enzovoort.
De jury benoemt welke emotie goed kloppend is bij een type.  Wie mogen naar de finale? Ze benoemt welke acteurs voor de film worden aangenomen en waarom . De selectie in scriptschrijvers (leuk scène-idee) en  daadwerkelijke spel, was belangrijk voor de jury. Het gaat hen nu om spelkwaliteit. Goede scriptschrijvers noteert de jury wel voor volgende films. Sommigen willen nog een korte scène samenspelen. Ze willen als collega’s samen voor de film in aanmerking komen.

Een kritisch krantenartikel

Journalisten  (iedereen die in de tweede en derde ronde afviel) die incognito aanwezig waren, zijn het niet eens met de jury. Ze willen degenen die verloren hebben in de finale een tweede kans geven. Om de verliezers alsnog beter uit de verf te laten komen worden zij geïnterviewd .
@ Door welke vragen kwam wie nu beter in haar rol?
Herkansing voor een castingbureau
Kinderen die verloren hebben, mogen hun scène opnieuw spelen met gebruikmaking van  interview gegevens. Het castingbureau wil hen wel in hun archief opnemen.
@ Een nieuwe jury (de eerder aangenomen spelers) benoemt wie er waarom in het archief wordt opgenomen.

Presentaties

Als de vijf W’s niet alleen voor spelers helder zijn en er enige spelkwaliteit is, is presenteren voor publiek haalbaar.  Presenteren voor eigen groep stelt minder eisen aan overdracht dan weeksluitingen of jaarlijkse voorstelling. Alle groepjes weten immers vanuit welke opdracht hun groepsgenoten presenteren. Weeksluitingen vragen meer van overdrachtskwaliteit want spelinhoud is onbekend voor schoolgenoten. De jaarlijkse voorstelling voor (groot)ouders en de buurt vraagt weer meer. Daarin laten kinderen optimaal hun vorderingen zien via verschillende presentatievormen.

Spelen met vormgevingsmiddelen

Niet alle kinderen staan graag zelf centraal in spel. Sommigen geven de voorkeur om  zich te verschuilen achter een masker, een pop of spelen graag in het schaduwspel.  Bied hen die kansen zodat ook zij applaus van klasgenoten, medescholieren en ouders oogsten. Daarnaast dienen ook deze spelen  het oproepen en stimuleren van verbeelding. Ieder vormgevingsmiddel kan duizend thema’s aan de orde stellen. Vormgevingsmiddelen en technieken als decor, kostuum, grime, licht, geluid geven een presentatie meer zeggingskracht of allure.

 Poppen – ofwel attributenspel

Alles is pop zodra een speler er leven inblaast. Dan leeft het voorwerp. Handpoppen van handschoenen, schuimrubber geven veel mimiek door  handbewegingen. Met een grote lap eraan vast, zijn ze meteen gekleed en voer je een armlange pop ten tonele. Vingerpoppen of poppen op stokjes vragen om bewegingstechniek. Laat kinderen experimenteren en geef eenvoudige aanwijzingen. Kies een trainingsdoel: Kinderen 1. laten hun pop  bewegen – opkomen – afgaan –  omdraaien, terwijl de pop zichtbaar blijft. 2. Geven hun pop een bijpassende stem  (snel/traag, hoog/laag, dialect). 3.  Spelen met hun pop iets  uit dat ze hebben meegemaakt. 4. Laten twee poppen  samenspelen. 5 Kennen speltechnieken en passen deze toe: niet bewegen als ze niet praten – wel bewegen als ze aan het woord zijn. 6.Passen  herhaling toe op belangrijke momenten.
Vraag: @ van welke pop horen beweging en stem echt bij elkaar? waardoor komt dat? @ welk samenspel is duidelijk (niet door elkaar praten, toepassen van speltechnieken)

 Schimmenspel

Schimmenspel kan danig ingewikkeld zijn in het theater, de klas heeft zo zijn eigen mogelijkheden. Het magische is met eenvoudig materiaal op te roepen, alleen de silhouetten zijn immers zichtbaar en kunnen van heel klein tot heel groot groeien. Met de gordijnen dicht is er vaak al voldoende verduistering Schemerige verduistering werkt vaak meer sfeer verhogend dan totale verduistering. Lichtbronnen (looplampen, schemerlampen, diaprojector, beamer) zorgen voor schaduwen op enkele grote lakens. In vier hoeken van de ruimte kunnen zo vier groepen tegelijkertijd experimenteren. We maken onderscheid in Leven schimmenspel en figuren schimmenspel.

Levend schimmenspel

Als er verschillende schimmendoeken en lichtbronnen zijn om vier of vijf subgroepen tegelijk te laten werken is deze spelvorm erg favoriet bij kinderen.
Kies een trainingsdoel: Kinderen 1. hanteren gericht effecten van ‘en face’ en ‘en profile’. 2. Passen het bewegen dichtbij en veraf van de lichtbron toe. 3 Hanteren gericht gekleurd cellofaan, hulpstukken, kostuums. 4. Experimenteren met combinaties van lichamen of van lichamen en attributen
Vraag: @ werd een andere wereld echt tot leven geroepen? @ welke mogelijkheden zijn ervoor gebruikt? @ wat kan er nog meer?

Figuren-schimmenspel

Dierenschimmen en sprookjesfiguren zijn favoriet. Speel al dan niet het originele verhaal na of  gebruik dit als inspiratiebron. Met karton en satéprikkers maken kinderen schimmen. In stevig karton snijden ze lijnen uit om bijvoorbeeld kleding te suggereren. Ze maken de figuren op satéstokjes vast. Decor en attributen voeren ze uit op dia formaat. De afstand tot de lichtbron vergroot of verkleint de figuren tot de gewenste afmeting. Kies een  trainingsdoel: Kinderen 1. Bewegen suggestief schimmen zodat anderen geboeid raken. 2.  Gebruiken suggestief decor en attributen om een omgeving te schetsen. 3. Vertellen een verhaal en laten schimmen leven.
Vraag: @ Waren er schimmen duidelijk? Waardoor kwam dat? @ Welke beweging van de schim was suggestief voor het verhaal? Waardoor kwam dat? @ Welk decor en attributen gebruik  was suggestief? Waardoor komt dat?@ Was de afwisseling van verhaal en spreek tekst duidelijk te horen in de stemmen? Waardoor kwam dat?

Maskerspel

Het masker daagt uit tot groot spel, het gezicht blijft immers hetzelfde. In houdingen en handelingen wordt iets duidelijk. Spelers houden alert het gezicht frontaal, zodat het masker zichtbaar blijft. Laat  hele, halve, neutrale of karaktermaskers ontwerpen waarmee kinderen het bewegen en handelen onderzoeken. Hele maskers dempen het stemvolume. Halve maskers laten de mond vrij. Het masker vraagt bewegingsvrijheid en moed om lichaamsbewegingen te accentueren. Kies een trainingsdoel: Kinderen 1. Experimenteren met vergroten van bewegingen. 2 Spelen alert met het gezicht frontaal. 3. Vertragen bewegingen, zodat ze overzicht en controle houden. 4. Brengen tekst terug tot het hoogst noodzakelijke. 5. Spreken duidelijk gearticuleerd.
Vraag: @ pasten de bewegingen bij het masker? @ is er teveel gezegd? was het verstaanbaar? @ klopte het spel helemaal bij het masker? @ welke ontmoeting was waardoor leuk of typerend? @ verwachtte je dit verhaalverloop ?

Black light

Vanuit blacklight theatre fragmenten ga je met kinderen experimenteren.
Benodigdheden: een zwarte achtergrond en omgeving (zwarte doos theater); spelers in het zwart gekleed; een black light lamp. Ze passen in iedere fitting. Er zijn ook black light tl buizen, daarmee is het effect sterker. Laat de lamp in de richting van het speelveld schijnen. Leg ze achter een omgekeerde bank. De lamp licht gezichten, tanden, witte handschoenen, schoenen, voorwerpen op. Licht in de zaal is uit. Kies een trainingsdoel: Kinderen 1. Experimenteren en passen ontdekkingen toe in een eigen verhaal ontwerp. 2. Spelen  absurde, onwaarschijnlijke taferelen. Het verschil tussen doen en doel bepaal jij door wel of niet te begeleiden. Jij ziet of ze oefening nodig hebben. Welke aanwijzingen, tips, aanmoediging jij geef je hen.
Vraag: @ Wat is je belangrijkste ontdekking? @ Wat is het mooiste beeld dat je zag en hoe is dat gerealiseerd?

Verschillende vormen van spelpresentaties

Als de vijf W’s helder zijn niet alleen voor de spelers en er enige spelkwaliteit is, presenteren kinderen voor publiek. Presenteren voor de eigen groep stelt minder eisen aan de overdracht dan weeksluitingen of de jaarlijkse voorstelling. Alle groepjes weten immers vanuit welke opdracht hun groepsgenoten presenteren. Weeksluitingen vragen meer van hun overdrachtskwaliteit want de spelinhoud is onbekend voor schoolgenoten. In de jaarlijkse voorstelling voor de buurt, (groot)ouders laten ze optimaal hun vorderingen zien via verschillende presentatievormen  

Herhaalbare improvisaties

Een spelsituatie kan uitgroeien tot een spelpresentatie. Vaak beland je als vanzelf door voorgaande opdrachten in een presentatie. De lat ligt hiervoor niet zo hoog, de kinderen komen er al spelend toe. Ze willen vaak laten zien wat ze zojuist in subgroepen ontdekt en gespeeld hebben. Je bespreekt die presentaties na op het eerder doel dat je stelde. Kies een  trainingsdoel dat jouw begeleiding richt: Kinderen 1. Spelen duidelijk een begin – spannend midden en vlot einde. 2. Spelen herkenbare personages gedurende de hele scene  (blijven in rol). 3. Blijven in de spelwerkelijkheid, ze maken geen contact met publiek. 4. Ontwerpen een minimale vormgeving  voor het optreden. 5. Laten de vormgeving daadwerkelijk  functioneren.
Vraag: @ waardoor kwam de improvisatie wel/niet over? @ wanneer was de aandacht optimaal en waardoor kwam dat? @ welk spelmoment trok veel aandacht en waardoor kwam dat? @ welk stiltemoment werkte sterk en waardoor kwam dat?

Leesdrama

Kinderen lezen samen een verhaal vanuit de rollen die erin voorkomen Enkelen lezen de verbindende stukken als vertellers, de anderen nemen een personage voor hun rekening. Kies een trainingsdoel dat jouw begeleiding richt: Kinderen 1. Lezen een verhaal – tekst overtuigend vanuit rollen voor. 2 Spelen de eigen rol minimaal in houding, stemintonatie en reactie op de anderen. 3 Ontwerpen een minimale vormgeving  voor het optreden
Vraag: @ waardoor kwam het verhaal wel/niet over? @ wanneer was de aandacht optimaal en waardoor kwam dat? @ welke zinnen riepen sterke voorstellingsbeelden op en waardoor kwam dat? @ welke stiltemomenten werkten sterk en waardoor kwam dat? 

Soap

Ieder onderwerp dat kinderen boeit kan aanleiding zijn tot een soap die wekelijks aangroeit. Bespreek wat er in de loop van de tijd aan bod komen kan. Subgroepen zorgen om de beurt voor een aflevering. Formuleert een trainingsdoel dat jouw begeleiding richt: Kinderen 1. Geven het gekozen thema via deelonderwerpen concrete invulling. 2. Ontwerpen een duidelijk vervolg. 3. Realiseren een helder begin – spannend midden en einde (cliffhanger). 4. Geven via personages een thematiek duidelijk vorm. 5. Geven de rode draad  helder vorm. 6 Houden personages herkenbaar.
Vraag: @ wat waren hoogtepunten en waardoor kwam dat? @ met welk personage leefde het publiek mee en waardoor kwam dat? @ was voor het publiek duidelijk waar het deze aflevering om ging? @ wat kwam waardoor niet over? @ werkte de cliffhanger? waardoor niet of waardoor wel? @ wie heeft er nog een tip?

Ubbergen, update winter 2021